19 november 2009

Bezoek bij het Alderheiligste

Jesu, op zoo menig plaatse
wilt Gij tegenwoordig zijn,
waar de lieden, en Gij laat ze,
toch zoo oneerbiedig zijn!
In Jerusalem, te Roomen,
al waar christene menschen zijn,
wilt en zult Gij nederkomen,
wilt en zult Gij bij hen zijn;
in dit eigen land van Vlanderen,
daar wij in geboren zijn,
wilt Ge, en in wel honderd anderen,
wilt Gij tegenwoordig zijn!
Is er iets in ons, o Heere,
dat U zoo verliefd doet zijn?
Kunt Ge U nog naar ons toe keeren
als er zooveel Engelen zijn?
Daar in d'hooge Hemelzalen
nooit geen zonde of kwaad kan zijn,
zegt, om hier beneên te dalen,
wat kan Uw beraad toch zijn?
Onverstaanbaar is de reden,
of het moet uit liefde zijn,
dat de God der Heerlijkheden
wil bij de arme menschen zijn.
Heer, wie mag Uw wonderen spreken,
Heer, wie zal Uw raadsman zijn?
Alle wijsheid, vergeleken,
moet bij de Uwe als dwaasheid zijn!
o! 'k Aanbidde U, Heer der Heeren,
of mijn bede aanveerd mocht zijn,
moest ik duizend duizend keeren,
'k weet het wel, onweerdig zijn,
schuwt Gij niet bij mij te wezen,
'k schuw ik niet bij U te zijn;
heel mijn leven lang na dezen
wilde ik wel bij Jesus zijn!
Ware 't zake, o Jesu, dat ik
mocht vermenigvuldigd zijn,
had ik zoo veel herten, had ik,
als er tabernakelen zijn,
nimmer zoudt Ge één uur, één stonde,
Jesu, zonder dienaar zijn;
immer zou 'k bij de Engelenlijfwacht,
die U waakt, aanwezig zijn.
Ondertusschen, mijn genuchten,
Jesu, wilt mij Jesus zijn
en mijn alderlaatste zuchten,
Jesu, mocht het ‘Jesu!’ zijn!

Guido Gezelle