11 januari 2010

Enkele vragen (en antwoorden) bij de 'Dag van het Jodendom'

In een aantal Europese Kerkprovincies, zoals Italië, Polen, Oostenrijk en Nederland, wordt sinds enkele jaren jaarlijks een ‘Dag van het Jodendom’ gehouden. In de Nederlandse Kerkprovincie zal deze dag – op initiatief van de bisschoppen – plaatsvinden op 17 januari 2010.

De vraag naar de noodzakelijkheid van het houden van dit soort dagen is niet het onderwerp van deze overweging; daarover wil ik niet oordelen. Wat mij heeft bewogen om dit artikel te schrijven is het materiaal dat voor deze dag is uitgegeven. Daarin is een tekst opgenomen die een geheel nieuwe kijk op de Kerk en op de boodschap van Christus lijkt weer te geven. Als men niet in staat is om zulke dagen te houden zonder het geopenbaarde en apostolische geloof te verkwanselen, dan is het maar te hopen dat wij in de toekomst verschoond zullen blijven van deze themadagen. Dat heeft niets te maken met vooroordelen tegen groepen mensen als joden, moslims, hindoes enz. maar alleen met het verdedigen van de waarheden van het katholieke geloof.

Ik begin met een citaat uit het betreffende stuk ‘De Kerk en de Joden sinds Vaticanum II’:

“De huidige positieve christelijke visie op het Jodendom betekent een breuk met het verleden. Eeuwenlang hebben christenen de joden gezien als een door God verworpen volk, als moordenaars van Christus. Christenen meenden dat de rol van het volk Israël in de (heils)geschiedenis met de mensen was uitgespeeld. Gods verbond met het Joodse volk was vervangen door het nieuwe verbond in Christus. Volgens deze leer had de Kerk de plaats van het Jodendom ingenomen.”

Dit citaat roept meerdere vragen op die beantwoord zouden moeten worden, namelijk:

1. Is het joodse volk door God verworpen?
2. Zijn de joden de moordenaars van Christus?
3. Is de rol van het volk Israël uitgespeeld in de heilsgeschiedenis?
4. Is Gods verbond met het joodse volk vervangen door het Nieuwe Verbond?
5. Heeft de Kerk de plaats van het jodendom ingenomen?

Zoals u ziet zijn deze vragen afgeleid uit het geciteerde stuk. De vragen 1, 3, 4 en 5 betreffen de kern van belangrijke theologische onderwerpen, concrete vragen gezien de leer over de Kerk en de Verlossingsleer; vraag 2 roept slechts exegetische vragen op en is daarom het minst belangrijk, maar in deze tijd van politieke correctheid is het emotioneel gezien de gevaarlijkste vraag om te beantwoorden.

Wij worden als katholieken gedwongen om een antwoord op deze vragen te geven, anders zou onze boodschap aan de wereld haar helderheid verliezen en zouden Christus en Zijn Kerk slechts een optie zijn uit vele. Met andere woorden: de mensen zouden vrij zijn om het een of het ander te kiezen, zonder consequenties voor het heil van de ziel. Want waar geen noodzakelijkheid bestaat, daar kunnen ook geen definitieve gevolgen zijn. Deze logische redenering kan zelfs een kind begrijpen, en dat kind zal ook het gevolg kunnen trekken, namelijk dat het niet hoeft te handelen volgens de prediking. Welk fatale volgen zal deze redenering hebben als zij wordt toegepast op het godsdienstige leven van de katholieken en hun vertrouwen op de Kerk? Dan zullen de Kerk en het christelijk geloof overbodig worden, en is het niet precies dat wat er in de afgelopen 40 jaar heeft plaatsgevonden?

Is het joodse volk door God verworpen?
Deze vraag laat zich beantwoorden door eerst te zien naar wat het woord ‘volk’ betekent in Bijbels taalgebruik. God zegt tot Abraham: “Ik zal u maken tot een groot volk”, dus God is Degene Die het volk heeft verzameld. Met andere woorden: God heeft het volk eerst gekozen, niet het volk God. Dat het zo is geweest daarvan getuigt de heilsgeschiedenis van Israël: meerdere keren wendt het volk zich van God af, en het is God Die door de mond van de profeten het volk terugroept. In de christelijke opvatting is Israël geroepen tot volk Gods om het heil, dat in de volheid van de tijden zou komen, te bereiden. Uit het volk zal het Woord van God vlees aannemen. De functie van dit volk was dus van tijdelijke duur, en zou overgaan in het nieuwe volk dat door Christus verzameld wordt in Zijn Bloed. Daarom is het joodse volk als volk Gods verworpen, wat echter niet betekent dat de jood als mens door God verworpen wordt. Veeleer is hij de eerst geroepene om in het nieuwe volk in te treden. Wij zouden kunnen zeggen dat het jodendom de advent van het christendom is geweest, dus de verwachting van de komst van Christus. Daarin neemt de leer van de profeten een belangrijke plaats in, die zijn hoogtepunt vindt in het optreden van Johannes de Doper. Hij treedt op onder de joden om onder hen de weg voor Christus te bereiden. Als we beseffen dat Christus reeds gekomen is, dan moet de verwachting zoals die in het jodendom leefde als verleden tijd worden beschouwd. Daarmee valt de grondslag onder het huidige jodendom als het volk Gods weg. Paulus schrijft in zijn brief aan de Kolossenzen: “De schaduw van het oude verbond moest verdwijnen voor de werkelijkheid van het nieuwe.” (Kol. 2, 17)

Zijn de joden de moordenaars van Christus?
In theologisch zin is Christus gestorven voor de zondaars, om satisfactie aan de goddelijke rechtvaardigheid te brengen. Hij is dus plaatsvervangend gestorven voor hen die deze satisfactie schuldig waren. En dat zijn wij, de zondaren. Letterlijk is Hij gestorven door de handen van de Romeinse overheid, Hij werd gemarteld en gekruisigd naar Romeins gebruik. Uit de Evangeliën weten wij dat de Romeinse overheid geen problemen had met het optreden van Jezus. Veel meer waren het de joodse religieuze autoriteiten die bij Pilatus de dood van Jezus opeisten en deze eis ook hebben kunnen doorzetten. Zo draagt het toenmalige jodendom wel materiële verantwoordelijkheid voor de kruisiging van God de Zoon, een verantwoordelijkheid die zij dus delen met de Romeinse overheid. Een verschil is dat de joodse religieuze autoriteiten Christus zouden hebben moeten kennen, omdat zij vertrouwd waren met de Schriften van de profeten. Omdat zij Hem niet herkenden, spreken wij in de liturgie en schrijven de kerkvaders over de blindheid van de joden en de sluier die voor hun ogen hangt. Wij bidden God dat deze blindheid van hen mag worden weggenomen. Wij kunnen in het algemeen concluderen dat de joodse autoriteiten Christus hebben laten vermoorden, maar niet de jood in het bijzonder. En dat wij allen schuldig zijn aan Zijn Bloed op grond van de satisfactie die Hij bracht in onze plaats.

Is de rol van het volk Israël uitgespeeld in de heilsgeschiedenis?
In ieder geval kan gezegd worden dat de actieve rol van het joodse volk is uitgespeeld. Zijn rol was de geboorte van Christus, de Redder van het heelal, voor te bereiden, daartoe was het uitverkoren, daartoe waren de joden tot volk Gods verzameld. Dat er niets toe te voegen is aan het heil dat Christus heeft gebracht is een waarheid van ons geloof, en daarom kunnen de joden ook geen actieve rol meer spelen, want het heil is verdiend door Christus op het Kruis. De uitbreiding van dit heil is alleen maar toevertrouwd aan de Kerk. Hoe de geschiedenis van de uitbreiding van dit heil gaat verlopen met betrekking tot het joodse volk werd vaak in de eschatologie weergegeven, dus in de laatste tijden wanneer ook de joden Christus zullen aanvaarden. Dit is ook de gedachtegang achter de aangepaste voorbede voor de joden in de liturgie van Goede Vrijdag, in 2007 toegevoegd door paus Benedictus XVI, in plaats van de tot dan toe gebruikelijke in de Tridentijnse ritus. Verder is in de recente tijd (‘Dominus Jesus’, Congregatie van de Geloofsleer, augustus 2000) de heilsnoodzakelijkheid van Christus en de katholieke Kerk opnieuw bevestigd. Deze door de Kerk opnieuw bevestigde, bindende leer laat geen ruimte aan anderen voor een actieve rol in de heilsgeschiedenis.

Is Gods verbond met het joodse volk vervangen door het Nieuwe Verbond?
Ten eerste: het verbond met de joden bestaat niet meer. Bij de dood van Christus was de ceremoniële wet van Mozes niet langer van kracht, want de godsdienstige plechtigheden van de joden waren slechts voortekenen van het Verlossingswerk dat door Christus op het kruis voltrokken werd. Als teken hiervan scheurde het voorhangsel in de tempel en werd het Heilige der heiligen opengezet (S.Theol. 1, 2 q. 103 a. 3 ad 3). Ten tweede: het verbond is vervangen door een nieuw verbond. Daarover schrijft de heilige Paulus in zijn brief aan de Hebreeën (Hebr. 8, 7-10). En Paulus concludeert: “Door te spreken van een nieuw verbond heeft Hij (God) het eerste voor verouderd verklaard, en alles wat oud en bejaard is, staat op het punt te verdwijnen”.

Heeft de Kerk de plaats van het jodendom ingenomen?
Deze vraag beantwoordt bijna zichzelf. Jazeker heeft de Kerk de plaats van het jodendom ingenomen. Alleen het feit dat alle tot zaligheid noodzakelijke heilsmiddelen aan haar zijn toevertrouwd geeft al een duidelijk antwoord. Bij het instellen van het Nieuwe Verbond zegt Christus – deze woorden zijn tot de joden gesproken – dat Zijn verbond het nieuwe en altijddurende verbond in Zijn Bloed zal zijn. Bij de aankondiging van het heilig Sacrament van het Altaar (de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging) zegt Christus (Joh. 6, 53): “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en Zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u.” In het voorjaar van 2002 verdedigde de toen nog kardinaal, Joseph Ratzinger in de Frankfurter Allgemeine Zeitung de heilsuniversaliteit van de Kerk. Hij zegt: “De ene Kerk is door God gewild en behoort tot de essentie van het geloof.” Door het jodendom is de Redder deze wereld ingetreden, maar door de door Hem gestichte Kerk zal Zijn heil aan de wereld worden gegeven. Dit geldt zowel voor joden als voor heidenen.

Pater M. Kromann Knudsen FSSP