5 september 2010

Preek voor de vijftiende zondag na Pinksteren

Epistel
Galaten 5, 25-26; 6, 1-10
Broeders, wij die een geestelijk leven in ons dragen, zorgen wij nu ook naar de geest te leven. Laten wij geen ijdele eer najagen, zodat wij elkander tergen of benijden. Broeders, ook als iemand onbedacht in zonde is gevallen, dan moet gij, als geestelijke mensen, zo iemand terechtwijzen in de geest van zachtmoedigheid, en wel acht geven op u zelf, dat ook gij niet in bekoring komt. Draagt elkanders lasten; dan zult gij zo de wet van Christus vervullen. Want als iemand zich verbeeldt, dat hij wat is, terwijl hij niets is, dan bedriegt hij zich zelf. Laat daarom iedereen zal zijn eigen werk onderzoeken; dan zal hij alleen bij zich zelf reden hebben om te roemen, zonder zich te vergelijken met een ander. Want iedereen zal zijn eigen last moeten dragen. Wie echter onderricht ontvangt in de leer, moet aan degene, die hem onderricht geeft, van alle goeds meedelen. Wilt u zelf niet misleiden; God laat niet met zich spotten. Wat de mens zaait, dat zal hij ook oogsten. Daarom – wie in het vlees zaait, zal ook van het vlees het verderf oogsten; wie echter zaait in de geest, zal van de geest eeuwig leven oogsten. Laten wij derhalve het goede blijven doen, zonder te verslappen; want als wij de moed niet opgeven, zullen wij te zijner tijd oogsten. Daarom – laten wij, zolang wij tijd hebben, goed doen aan iedereen, maar vooral aan de huisgenoten des geloofs.

Evangelie
Lucas 7, 11-16
In die tijd ging Jezus naar een stad, die Naïm heette, en Hij was vergezeld van zijn leerlingen en een talrijke menigte. Toen Hij de stadspoort naderde, werd er juist een dode uitgedragen, de enige zoon van zijn moeder, en deze was weduwe; en een grote menigte uit de stad was bij haar. Toen de Heer haar zag, kreeg Hij innig medelijden met haar en ziede tot haar: “Ween niet!” Dan kwam Hij naderbij en raakte de lijkbaar aan. (De dragers bleven stilstaan). Vervolgens sprak Hij: “Jongeling, Ik zeg u: sta op!” en de dode ging overeind zitten en begon te spreken. En Hij gaf hem terug aan zijn moeder. Vrees greep allen aan en zij verheerlijkten God en zeiden: “Een groot profeet is onder ons opgestaan” en “God heeft Zijn volk bezocht.”

Preek
De postcommunio van deze zondag is bijzonder schoon. Deze luidt als volgt: “Moge de kracht van de hemelse gave, bidden wij U, Heer, bezit nemen van onze ziel en van ons lichaam, opdat voortdurend haar grote uitwerking en niet onze eigen zin, richting geeft aan onze daden.”

De Kerk laat ons op de eerste plaats God smeken dat Hij door de communie bezit mag nemen van onze ziel en ons lichaam. Ook elders leert de liturgie dat het allerheiligste Sacrament zijn werking uitstrekt tot het lichaam. In elke heilige Mis bidt de priester voor de communie: “Moge deze nuttiging strekken tot bescherming van onze geest en ons lichaam.” En de Heer Zelf opent een nog weidser perspectief als Hij zegt: “Wie Mijn Vlees eet en Mijn Bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken op de jongste dag.”

Maar wat wij in de postcommunio van vandaag vragen heeft niet rechtstreeks betrekking op onze fysieke gezondheid en evenmin op de heerlijkheid van de verrijzenis van het vlees, maar op de totale werking van de eucharistische genade van het hoogheilig Sacrament, die zich uitstrekt tot de hele sfeer van het menselijke leven, tot ziel en lichaam, beide. Zoals altijd zien wij bij de heiligen het duidelijkst wat de volle bloei van de genade betekent. Bij Catharina van Siena, en vele anderen, veranderde de communie zelfs het uiterlijk tot een beeld van hemelse vrede en zaligheid. Zo werkt deze zoete en machtige Spijze in een ziel die geen beletselen stelt en waar zij vruchtbaar kan worden. Zo is haar uitwerking als zij ongehinderd kan worden opgenomen in een ziel die bevrijd is van zelfs de kleinste neiging om te zondigen.

Maar de werking van het heilig Sacrament gaat niet alleen, zoals bij vele heiligen, ook naar buiten, maar vooral in de diepte en wordt op die manier bron van richting voor al onze daden. Het Sacrament stilt het rusteloze begeren, stimuleert tot een nooit moe wordende liefde en veroorzaakt in het hart een weldadige pijn met een mateloze honger naar het leven met God.

Jezus is machtig om in ons te werken doordat Hij onze ziel de gehele dag beheert door het inwonen van Zijn heiligmakende genade die vermeerderd wordt door het ontvangen van de sacramenten, vooral van Zijn heilig Lichaam.

Beminde gelovigen, zo levend worden de herinnering aan de voorbije communie en het wachten op de eerstvolgende. Dat zijn twee momenten die eigenlijk niet op elkaar volgen, maar die zich samenvoegen en ineensmelten. De minuten van de sacramentele communie, de ogenblikken waarin God vanuit de hemel gekomen is om onze ziel te bezoeken, moeten de kostbaarste uren van ons leven worden, ons bemoedigen om ons hele leven te versieren met Zijn genade, zodat wij in het uur van de dood het leven als een aan Hem bereide en versierde offergave kunnen teruggeven, en wij in Zijn eeuwige vreugde binnen mogen treden, in de volheid van het leven, waarvan wij hier op aarde reeds door Zijn genade de voorsmaak hebben mogen genieten. Amen.