14 november 2010

Preek voor de 25e zondag na Pinksteren

Missaal: overgebleven zesde zondag na Driekoningen

Epistel
1 Tes. 1, 2–10
Broeders, wij brengen altijd dank aan God om uwentwil, en zonder ophouden blijven wij u indachtig in ons gebed; want wij herinneren ons uw werken van geloof, uw arbeid en liefde en uw volhardend vertrouwen op onze Heer Jezus Christus, voor het oog van God, onze Vader. Immers, broeders, van God bemind, wij weten, dat gij zijt uitverkoren; want onze prediking is tot u gekomen, niet alleen met woorden, maar ook met kracht en met Heilige Geest en met de volle overtuiging; gij weet immers, hoe ons optreden bij u geweest is om uwentwil. En gij zijt navolgers geworden van ons en van de Heer; gij hebt de prediking aangenomen onder veel verdrukking, maar met vreugde van de Heilige Geest; en zo zijt gij een voorbeeld geworden voor alle gelovigen in Macedonië en Achaie. Want van u uit is het woord des Heren verder verbreid, niet alleen in Macedonië en in Achaie; maar overal is uw geloof in God bekend geworden, zodat wij geen woord meer daarover hoeven te spreken. Zij zelf immers verhalen van ons, hoe wij bij u hebben gewerkt, en hoe gij tot God zijt bekeerd van de afgoderij om voortaan de levende en waarachtige God te dienen en zijn Zoon uit de hemel te verwachten, Die Hij uit de doden heeft opgewekt, Jezus, Die ons heeft ontrukt aan de toorn, die eens zal komen.

Evangelie
Mattheüs 13, 31–35
In die tijd hield Jezus de menigte de volgende gelijkenis voor: “Het rijk der hemelen gelijkt op een mostaardzaadje, dat iemand in zijn akker gaat zaaien. Het is wel het kleinste van alle zaden, maar als het is opgeschoten, is het groter dan alle andere moeskruiden; en het wordt een boom, zodat de vogels des hemels in zijn takken kunnen nestelen.” Nog een andere gelijkenis hield Hij hun voor: “Het rijk der hemelen gelijkt op zuurdeeg, dat door een vrouw wordt gebruikt en vermengd wordt onder drie maten meel, totdat dit geheel is gegist.” Dit alles sprak Jezus tot de scharen in gelijkenissen, en zonder deze sprak Hij niet tot hen. Zo werd vervuld, wat door de profeet voorzegd was: Ik zal Mijn mond openen in gelijkenissen, en openbaren, wat verborgen was van de grondvesting van de wereld af.

Preek
De goddelijke Redder kwam naar de wereld om ons de liefde van God te verkondigen. Dat wil zeggen: Hij kwam om ons te overtuigen van Gods goedheid. Door die overtuiging gesterkt zouden wij als vanzelf geneigd zijn God te beminnen. En waar de liefde eenmaal is gewekt staat de toegang open tot alle heldhaftigheid en tot de hoogste deugd, tot de volledige vestiging van Gods rijk in ons. De liefde steunt op Gods genade. Zij veronderstelt echter in het algemeen een zekere mate van kennis. Men kan wel vurig beminnen wat men nog niet goed kent, maar men kan geen liefde hebben voor wat men volstrekt niet kent. Dit geldt ook voor de relatie tussen onze ziel en God.

Vandaag wordt ons in het Evangelie het rijk Gods in gelijkenissen voorgesteld. Het wordt vergeleken met de groei van een mosterdzaadje. Uit deze gelijkenis wordt duidelijk dat er een enorme groeikracht zit in het rijk Gods wanneer het zaadje goed wordt opgenomen, en op die manier diep kan wortelen in onze menselijke natuur. Christus kondigt hier Zijn Evangelie aan onder de sluier van een gelijkenis. De boodschap van Christus is bestemd om de gehele wereld, van West tot Oost en van Noord tot Zuid, te vervullen. Overal zal Zijn zegenrijke kracht, Zijn verheven menselijke en Zijn bovennatuurlijke goddelijke kracht hen die Hem willen toebehoren vervullen.

Beminde gelovigen, het rijk Gods is in ons door Zijn heiligmakende genade, en Christus, de Heer, heerst in ons door de inwendige deugden van het hart, namelijk door geloof, hoop en liefde. Het rijk Gods bestaat in onze volledige overgave aan Zijn liefde en aan Zijn licht in alles wat wij doen en zijn. Wanneer alles in ons via verstand en wil op het goddelijke wordt afgestemd, wanneer wij met onze volledige kracht proberen Hem in alles te gehoorzamen, en Zijn genade – die Hij ons in alles aanbiedt – tegemoet komen, dan is het rijk Gods in ons gekomen.

Als wij ons in het rijk Gods laten opnemen en volledig tot dat rijk willen behoren, dan worden wij herschapen en herboren. Dan gaan wij over van de louter menselijke orde naar de goddelijke orde, voor zover dat voor een mens mogelijk is. Jezus, onze Redder, verstaat onder het rijk Gods in ons de ongebroken eeuwige levensgemeenschap met de Vader en Zichzelf in de Heilige Geest.

Beminde gelovigen, onze gemeenschap is met de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Deze gemeenschap wordt concreet werkelijkheid in ons wanneer de wil in ons zich sterk en zuiver verheft boven de wereld van zelfzucht en geweld, van zorg en vrees, naar God toe. Door een dergelijke houding zal alles van de goddelijke Wil worden vervuld.

Wij zijn Gods rijk op aarde als wij vol zijn van Zijn Geest en toetreden tot Zijn Kerk, en deze tot in ons diepste wezen aanhangen, haar liefhebben, heiligen en verbreiden. Dat is dus dáár waar de heiliging die wij door de Heilige Geest ontvangen zichtbaar wordt, namelijk in de gemeenschap van de heiligen, waartoe wij behoren door onze opname in het mystieke lichaam van de Kerk. Wij worden heilig door het volgen van de ene heilsweg, die Christus is. En daardoor zullen wij tot het rijk van God behoren. Amen.