21 november 2010

Preek voor de 26e zondag na Pinksteren (laatste zondag van het kerkelijk jaar)

Epistel
Kol. 1, 9-14
Broeders, wij houden niet op voor u te bidden en te vragen, dat gij vervuld moogt worden met de kennis van Gods wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om aldus een leven te leiden, dat God waardig is en in alles Hem behaagt, doordat gij vruchten voortbrengt in allerlei goede werken en toeneemt in de kennis van God; ook doordat gij met alle kracht u versterkt door zijn glorievolle macht tot geduld en lijdzaamheid met blij gemoed, vol dankbaarheid jegens God, onze Vader. Hij heeft ons immers de waardigheid verleend, dat wij deel mogen hebben aan het lot der heiligen in het volle licht; en Hij heeft ons ontrukt aan de macht der duisternis en overgebracht naar het rijk van zijn beminde Zoon, in wie wij de verlossing bezitten, de vergiffenis der zonden, door de kracht van zijn bloed.

Evangelie
Mattheüs 24, 15-35
In die tijd sprak Jezus tot Zijn leerlingen: “Wanneer gij de gruwel der verwoesting, waarvan de profeet Daniël heeft gesproken, zult zien heersen op heilige bodem – hij, die dit leest, trachte het te begrijpen! – laten dan zij, die in Judea zijn, vluchten naar de bergen; en hij, die op het dak is, kome dan niet naar beneden, om iets uit zijn huis te halen; en die zich op het land bevindt, moet niet eerst teruggaan om zijn kleed mee te nemen. Ongelukkig de vrouwen, die in die dagen in verwachting zijn of een kind te voeden hebben! En bidt toch, dat uw vlucht niet valt in de winter of op een sabbatdag. Want dan zal er een ellende komen zo groot, als er nooit geweest is van het begin der wereld af tot nu toe, noch ooit weer zal zijn. En als die dagen niet bekort werden, zou er niemand behouden blijven; maar omwille van de uitverkorenen zullen die dagen bekort worden. Als men u dan zegt: Ziet, hier is de Christus! of: daar is Hij! gelooft het niet. Want valse christussen en valse profeten zullen er opstaan, en zij zullen grote tekenen en wonderen verrichten, zodat, als het mogelijk was, zelfs de uitverkorenen in dwaling gebracht zouden worden. Ziet, Ik heb het u voorspeld! Als men u dus zegt: Ziet, Hij is in de woestijn! gaat er niet heen; ziet, Hij is daar binnen in huis! gelooft het niet. Want gelijk de bliksem uitschiet van het oosten en straalt tot in het westen, zo zal ook de komst van de Mensenzoon zijn. Waar het aas ook ligt, daar verzamelen zich de gieren. En terstond na de ellende van die dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal haar licht niet meer geven; de sterren zullen van de hemel vallen en de krachten der hemelen zullen geschokt worden. Dan zal het teken van de Mensenzoon verschijnen aan de hemel, en weeklagen zullen alle volkstammen der aarde. en zij zullen de Mensenzoon zien komen op de wolken des hemels met grote macht en majesteit. Dan zal Hij zijn engelen uitzenden met luid bazuingeschal en zij zullen zijn uitverkorenen verzamelen van de vier windstreken, van het ene uiteinde van de hemel tot aan het andere. Leert van de vijgenboom deze gelijkenis: Als zijn takken zacht worden en de bladeren uitschieten, dan weet gij, dat de zomer nabij is: zo ook, als gij dit alles ziet, weet dan, dat het vlak voor de deur staat. Voorwaar Ik zeg u, dit geslacht zal niet vergaan, voordat al deze dingen geschieden. Hemel en aarde zullen vergaan, maar Mijn woorden zullen niet vergaan.”

Preek
Het einde van het jaar brengt ons vanzelf op de gedachte van het einde van ons leven. De komst van Christus om te oordelen, waarvan dit grote zondagsevangelie spreekt, sluit ook Zijn komst in als rechter van ons allen, in de ontmoeting van God en de ziel bij ons sterven. Dan vindt het bijzonder oordeel plaats. Christus, de rechter van levenden en doden, zal het oordeel uitspreken over ons leven, dat betekent over alle daden en woorden en gedachten van ons leven. In het licht dat Hij is, zullen wij dan in een ogenblik ons eigen lot duidelijk erkennen, met een helderheid die ons laat zien dat het niet anders kan zijn. Ik ben gereed en kom in de hemel, of ik heb God afgewezen en kom in de hel. Wij noemen dit het bijzonder oordeel, en dit volgt onmiddellijk na onze eigen dood.

Terwijl Jezus in de evangeliën zelden spreekt over de dood van de afzonderlijke mens, en daarmee ook zelden over ons afzonderlijk oordeel, des te meer spreekt Hij over Zijn wederkomst op het einde van de tijden. Wat daar geldt, geldt ook voor ons stervensuur, en wel heel bijzonder omdat het tijdstip daarvan onbekend is en de komst ervan onverwacht zal zijn. “Zie, Ik kom als een dief. Zalig hij die wakende is.” Deze woorden van onze Heer gelden zowel voor de volkeren en de staten als voor elk individu, dus voor ieder van ons hier vandaag.

Beminde gelovigen, de gedachte aan de dood is onmisbaar om het aardse leven naar juiste waarde te beoordelen. Het feit dat wij weten dat we zullen sterven, geeft ons het persoonlijk besef van de algemene vergankelijkheid van het aardse. De gestalte van deze wereld gaat voorbij, de gestalte van ons leven gaat voorbij, juist omdat wij sterven. Christelijk leven moet daarom een leven in waakzaamheid zijn, want alleen de genade die wij van God kunnen ontvangen heeft eeuwigheidswaarde. Zoals wij de dingen zullen beoordelen in ons stervensuur, zo zijn wij waarachtig geweest, met of tegen God. Gelukkig en dankbaar is de mens die reeds tijdens zijn leven vooruitkijkt, door de aardse schijn heen. Zo een mens zal de rechter van het heelal als zijn redder herkennen en Hem al zijn dagen dienen.

Juist omdat het zo is, mijn geliefde gelovigen, moeten wij als individuen de realiteit van het leven ernstig nemen. Dat betekent dat wij ons leven gelijkvormig moeten maken aan de gehele en onverkorte prediking van de Kerk, en dat elke twijfel of reserve zich moet buigen voor het grote einddoel, namelijk als vrijgesprokene, door de rechter Jezus Christus, de hemelse zaligheid te kunnen binnentreden.

En omdat het zo is dragen wij ook een collectieve verantwoordelijkheid. Dat is een verantwoordelijkheid voor de samenleving. Want Christus komt niet alleen om elke mens afzonderlijk te oordelen; op het einde van de tijden zal Hij verschijnen, aangekondigd door het teken van de Mensenzoon, om de gehele schepping te berechten. Dan zullen de staten en de volkeren voor Hem verschijnen om hun oordeel te ontvangen. De Kerk kan, als mystieke bruid van Christus, niet toestaan dat op grond van lafheid en gelijkgeldigheid onder haar leden, mensen verloren zullen gaan doordat de staten verwijderd zijn van de goddelijke ordening, en hun onderdanen blootstellen aan de duivelse gevaren van het seculiere leven door allerlei verdorvenheden van zeden en openbare Godslasteringen. Als verantwoordelijke katholieken moeten wij met alle beschikbare middelen eisen dat de staten hun verplichtingen voor het welzijn van de zielen waarnemen. Anders zal ook dit land, dat andere landen is voorgegaan in perverse vrijheden, in meerderheid het oordeel op het einde van de tijden niet met vreugde kunnen ontvangen. Amen.