16 januari 2011

Preek voor de tweede zondag na Driekoningen

De bruiloft te Kana.

Epistel
Romeinen 12, 6–16
Broeders, de gaven die wij bezitten, zijn verschillend overeenkomstig de genade, die ons is geschonken. Is het de gave van de profetie, gebruik ze dan volgens de eisen van het geloof; is het een of ander dienstwerk, geef u aan dat ambt; hebt gij te onderrichten, wijd u aan het onderricht; moet gij prediken, leg u toe op de prediking. Wie de armen bedeelt, laat hij het doen in eenvoud; wie in de overheid gesteld is, doe het met zorg; wie barmhartigheid beoefent, laat hij dat doen met blijmoedigheid. De liefde moet zijn zonder huichelarij. Hebt een afschuw van het kwade, en blijft gehecht aan het goede. Bemint elkander met broederlijke liefde. Gij moet voorkomend zijn in hoogachting voor elkander. Wilt in uw ijver niet verslappen; weest vurig van geest en dient de Heer. Laat de hoop u blijmoedig maken. Gij moet geduldig zijn in lijden, blijft volharden in het gebed. Helpt de gelovigen in alle nood, en beoefent de gastvrijheid. Zegent hen, die u kwaad doen; zegent hen, en vloekt hen niet. Wilt blij zijn met de blijden en wenen met hen, die wenen. Blijft eensgezind onder elkander; wilt niet streven naar wat groot schijnt, maar weest tevreden met het kleine.

Evangelie
Johannes 2, 1–11
In die tijd, werd er te Kana in Galilea bruiloft gevierd; ook de Moeder van Jezus was daar tegenwoordig; en Jezus werd met Zijn leerlingen eveneens op de bruiloft genodigd. Nu kwam er gebrek aan wijn, en de Moeder van Jezus zeide Hem: “Zij hebben geen wijn meer.” Jezus antwoordde haar: “Vrouw, wat wilt gij van Mij? Mijn uur is nog niet gekomen.” Zijn Moeder zeide dan tot de bedienden: “Doet alles, wat Hij u zal zeggen.” Nu stonden daar vanwege de joodse reinigingsgebruiken zes stenen kruiken, elk met een inhoud van twee of drie metreten. Jezus sprak tot hen: “Vult de kruiken met water.” En zij vulden ze tot boven toe. Dan zeide Hij tot hen: “Schept er nu wat uit en brengt het naar de hofmeester.” Dat deden zij. De hofmeester proefde van het water, dat wijn was geworden; en daar hij niet wist, waar deze vandaan kwam, - de bedienden, die het water geschept hadden, wisten het wel – riep hij terstond de bruidegom en zeide tot hem: “Iedereen begint met de goede wijn op te zetten, en wanneer er goed gedronken is, komt men met een mindere soort; maar gij hebt de beste wijn bewaard tot nu toe.” Zo deed Jezus Zijn eerste wonder te Kana in Galilea, en openbaarde er Zijn heerlijkheid. En Zijn leerlingen werden bevestigd in hun geloof in Hem.

Preek
Het heilig Evangelie voor deze zondag, beminde gelovigen, bevat een diepe symbolische zin, die de heilige Kerk ons in haar liturgie voorhoudt. Want wat in het Evangelie wordt verhaald ziet de Kerk niet alleen als een historisch feit, als een eerste openbaring van de wondermacht van Jezus in een ver verleden. Dit feest van Kana duurt voort, maar nu in een hogere werkelijkheid, namelijk in het offer van de Mis.

De Kerk is zich bewust dat zij de bruid is van het Lam, al is de Bruidegom van de aarde weggenomen en al zal eerst in het hemelse Jeruzalem de vreugde van de vereniging volkomen zijn. De Kerk weet, te midden van de beproevingen van deze wereld, dat zij met de Heer verbonden blijft, dat Christus haar Zijn goddelijke krachten meedeelt en dat het huwelijk van het eeuwige Woord met de menselijke natuur vruchtbaar wordt in haar schoot. Dit bewustzijn vervult de Kerk bovenal wanneer zij de heilige liturgie van de Mis voltrekt op het verheven altaar, waardoor de Bruidegom aanwezig komt onder de sluier van de geconsecreerde gedaanten van brood en wijn.

Beminde gelovigen, in de heilige gedaanten van het verheven Sacrament van het altaar ligt het diepe, symbolische verband met de bruiloft te Kana, want in de Mis wordt wederom – en nu na het gebed van de Kerk wier beeld opnieuw de Moeder Gods is – het water van onze geringheid, dat zijn de druppels water die tijdens de offerande vermengd worden met de wijn, veranderd in de vurige wijn van de godheid.

Christus Zelf, de Heer, is de goede wijn die de Vader tot nu toe, tot het einde van de tijden voor de zijnen heeft bewaard en die Hij ons reikt in het offer van de heilige Mis. In de heilige communie wordt de Heer Zelf, naar een woord van de heilige Ambrosius, de spijs en drank die het deel is van de kinderen van God.

Deze wijn die de liefde van de Bruidegom ons biedt om ons te brengen tot liefde tot Hem en om alle vergankelijke ijdelheid te doen vergeten, verenigt ons allerinnigst met de Heer en maakt ons aan Hem gelijkvormig. Denken wij hierbij aan de woorden van Zijn belofte “Wie Mijn Vlees eet en Mijn Bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem” of “Hij leeft door Mij gelijk Ik leef door de Vader”.

Zoals te Kana het water in wijn werd veranderd, zo wordt onze zwakke en sterfelijke natuur door deze wijn van de goddelijke barmhartigheid gezuiverd en gesterkt tot een diepe en vurige gelijkenis aan God, zoals de priester bidt bij de vermenging van wijn en water “Geef dat wij door dit mysterie van water en wijn deelachtig worden aan de godheid van Hem Die Zich verwaardigde onze mensheid aan te nemen”.

En zoals op de bruiloft, waar het Maria was die Jezus de goede wijn deed schenken, zo is het ook de allerheiligste Moeder van God die aan de broeders en zusters van Christus de geestelijke wijn geboden heeft, het Vlees en Bloed van Jezus, haar Zoon, Die zij ter wereld heeft gebracht in de Kerstnacht. Amen.