10 juli 2011

Preek voor de vierde zondag na Pinksteren

Epistel
Rom. 8, 18-23
Broeders, ik ben van mening dat het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de toekomstige heerlijkheid, die in ons geopenbaard zal worden. Want met reikhalzend verlangen ziet de schepping uit naar de verheerlijking van de kinderen Gods. De schepping immers is onderworpen aan de verwording, niet uit eigen wil, maar door de wil van Hem, Die haar onderworpen heeft - en wel vol hoop; want ook de schepping zelf zal bevrijd worden van die dienstbaarheid aan het bederf, om te komen tot de kinderen Gods. Wij weten immers, dat heel de schepping zucht en in weeën ligt tot op deze dag. En zij niet alleen, maar ook wij zelf, die de Geest bezitten, als eerste vrucht, ook wij zuchten in ons binnenste, smachtend van verlangen naar onze aanneming tot kinderen Gods, naar de bevrijding namelijk van ons lichaam, in Christus Jezus, onze Heer.

Evangelie
Lc. 5, 1-11
In die tijd stond Jezus aan de oever van het meer van Genesareth, terwijl de menigte op Hem aandrong, om naar het woord Gods te luisteren. En Hij zag daar twee scheepjes aan de oever liggen; de vissers waren er uit gegaan en spoelden hun netten. En Hij ging in één van de scheepjes, dat van Simon was, en verzocht hem een weinig van wal te steken. En nedergezeten begon Hij van uit het scheepje de menigte te onderrichten. Toen Hij nu ophield met spreken, zei Hij tot Simon: Steek nu wat verder van wal, en werp uw netten uit ter vangst! En Simon gaf Hem ten antwoord: Meester, de gehele nacht hebben wij gewerkt en niets gevangen; maar op Uw woord zal ik het net uitwerpen! Zij deden dat, en vingen een grote menigte vissen, zodat hun net begon te scheuren. En zij wenkten hun metgezellen in het andere scheepje, om hen te komen helpen. En deze kwamen; en zij vulden beide scheepjes tot zinkend toe. Toen Simon Petrus dit zag, viel Hij voor Jezus' voeten neer en zei: Heer, ga weg van mij, want ik ben een zondig mens. Want hij en allen, die bij hem waren, stonden verbaasd over de visvangst, die zij gedaan hadden; evenzo ook Jacobus en Johannes, de zonen van Zebedeus, die de gezellen van Simon waren. Maar Jezus sprak tot Simon: Wees niet bevreesd; van nu af zult gij mensen vangen! Toen brachten zij de scheepjes aan wal, verlieten alles, en volgden Hem.

Preek
Aan het begin van Jezus’ optreden heeft Hij al veel bekijks. Zoveel zelfs, dat Hij aan de oever van het meer in de verdrukking komt en uiteindelijk zelfs het water op moet om de mensen toe te kunnen spreken.

Hij kiest Simon (de latere Petrus) uit en vraagt deze of hij met Hem mee het water op wil gaan. Waarom Simon? Een willekeurige keuze? Laten we eens kijken naar de verzen die een stukje terug staan. Daar is het Dezelfde Jezus Die in Símons huis, Símons schoonmoeder geneest. Toch was dat voor Simon duidelijk nog niet genoeg om Christus definitief te volgen. Althans, terwijl Jezus spreekt vindt hij duidelijk het spoelen van zijn netten nog steeds belangrijker dan het luisteren naar het Woord van God. Uit het leven gegrepen, zullen we maar zeggen...

Nadat Jezus klaar is met het onderricht, lijkt Hij iets volslagen idioots te willen. Hij vraagt om op klaarlichte dag – en u weet dat het in die streek goed warm kan worden – de netten uit te gooien. Netten uitgooien, terwijl de vissen juist de koelte opzoeken. Koelte die niet te vinden is aan de oppervlakte, maar juist in de duistere diepten van het meer. Simon doet uiteindelijk toch wat er van hem gevraagd wordt en hij gooit de netten uit. U weet wat er gebeurt, de netten zijn overvol!

Terwijl ik me zo kan voorstellen dat ik zelf een gat in de lucht zou springen en mezelf al rijk zou rekenen vanwege zo’n enorme opbrengst, reageert Simon Petrus heel anders: hij valt Jezus te voet. Hij maakt zich klein voor Hem Die groter is. Hij maakt zich klein voor Christus. Zijn nederige houding is de houding die wij, christenen, voor ogen moeten houden. Het is door díe houding dat Simon later Petrus, de rots, genoemd zal worden… en dus precies de mentaliteit waarop later de Kerk gebouwd zal worden: Nederigheid, jezelf afhankelijk maken van Hem Die de schenker is van het leven.

Christus, Die het licht der wereld is, zoekt juist de duisternis op. Voor Hem is geen donker te donker, hoe diep we ook gezonken zijn in de duisternis van ons eigen hart. Zijn barmhartigheid zal ons niet laten verdrinken. Hij wil ons redden! En dat doet Hij ook.

De opdracht die Simon Petrus krijgt, lijkt op het eerste gezicht niet echt sympathiek: “Voortaan zult ge mensen vangen.” Maar als we beseffen dat Christus ons wil en kan bevrijden, dan willen we toch niets liever dan een gevangene van Christus worden. Een gevangene van Christus is de meest vrije mens die er bestaat. Voor de wereld absurd, maar voor een christen de weg naar het heil, de weg naar het eeuwige geluk.

Jezus heeft in Zijn aardse leven de netten uitgegooid om ons niet te laten verdrinken in de duisternis van onze zonden. Zijn net is geen val, geen moordtuig, maar een reddingsboei, en zelfs een thuis.

Analoog daaraan lijken zoveel dingen in de Kerk op een touw dat ons toegeworpen wordt als wij dreigen te verdrinken: denken we maar aan de afbeeldingen waarop onze Lieve Vrouw aan de Rozenkrans zielen uit het vagevuur trekt, of aan de paarse stola van onze priesters, waaraan wij ons mogen optrekken uit zonde en gebrokenheid. Amen.

Patrick Kuis, diaken