14 augustus 2011

Preek voor de negende zondag na Pinksteren

Jezus weent over Jeruzalem.

Epistel
1 Kor. 10, 6-13
Broeders, laten wij geen begeerten koesteren naar het kwade, zoals zij (de Israëlieten) dat hebben gedaan. Wordt dus geen afgodendienaars, zoals sommigen van hen; er staat immers geschreven: “Het volk zette zich neer om te eten en te drinken, en zij stonden op om te spelen.” Laten wij ook geen onkuisheid bedrijven, zoals sommigen van hen zich overgaven aan ontucht; en op één dag vielen er drieëntwintigduizend. En laten wij Christus niet tergen, zoals sommigen van hen dat hebben gedaan; en zij kwamen om door de slangen. En wilt ook niet morren, zoals sommigen van hen dat deden; en zij kwamen om door de verderfengel. Dit alles nu is hun overkomen bij wijze van voorbeeld, en het werd opgeschreven als een waarschuwing voor ons, die het einde der tijden beleven. Daarom – wie meent, dat hij staat, laat hij toezien, dat hij niet valt. Geen beproeving moge u aangrijpen, die niet menselijk is; doch – God is getrouw, en Hij zal niet toelaten, dat gij beproefd wordt boven uw krachten; maar met de beproeving zal Hij ook uitkomst geven, om ze te kunnen doorstaan.

Evangelie
Lc. 19, 41-47
In die tijd, toen Jezus in de nabijheid van Jeruzalem kwam en de stad daar voor Zich zag liggen, weende Hij over haar en sprak: Ach, mocht ook gij, tenminste op deze uwe dag, nog inzien, wat u tot vrede strekt! Maar thans is dat voor uw ogen verborgen. Want er zullen dagen over u komen, dat uw vijanden u met een stormwal zullen omringen, u zullen omsingelen en van alle kanten in het nauw brengen; en zij zullen u en uw kinderen binnen uw muren ter aarde neerslaan; en zij zullen bij u geen steen op de ander laten, omdat gij uw tijd van genade niet hebt erkend. En Hij ging de tempel binnen en begon de kopers en verkopers, die daar waren, uit te drijven met de woorden: Er staat geschreven: “Mijn huis is een huis van gebed”; maar gij hebt er een rovershol van gemaakt! En iedere dag gaf Hij onderricht in de tempel.

Preek

Het opschrift boven de rechterzij-ingang van onze kerk.

In het Evangelie van deze zondag lezen wij: “Mijn huis is een huis van gebed”. Dat staat ook geschreven boven een van de zij-ingangen van deze kerk. In het huis van God wordt vooral de heilige Mis opgedragen. De Mis is de aanbieding van het geslachtofferde Lam aan God. De Kerk, de verzameling van het uitverkoren godsvolk te midden van een boos en overspelig geslacht, biedt dit zuivere, heilige en onbevlekte offer aan door de bediening van haar priesters. Het is de gave, die de Vader Zelf ons heeft geschonken, want Hij heeft Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden om haar te redden, en Hij heeft Hem niet gespaard om ons verzoening te schenken.

Het offer dat de Vader Zelf aan ons geeft, is tegelijkertijd ook onze offerande, want de Kerk biedt het aan door de handen van de priester, en ook omdat het Lichaam en het Bloed van de Verlosser, Jezus Christus, sacramenteel tegenwoordig worden gesteld onder de geschapen vruchten van brood en wijn.

Beminde gelovigen, in de Mis beschikken wij over de volledige verlossende kracht van het Kruisoffer, want het verheerlijkte Lam op onze altaren is daar als het offer. Het heeft de tekenen van de wonden bewaard, gedragen voor de troon van de Vader. Altijd toont Hij God de stigmata die ons heil hebben bewerkstelligd. De heilige Mis is tevens het hemelse Offer, want Christus, de hogepriester, Die door Zijn offer de priesterlijke bemiddelaar is van de toekomstige hemelse goederen, is in het heiligdom der hemelen binnengegaan. Door Zijn Eigen Bloed heeft Hij voor eens en voor altijd de eeuwigdurende verlossing verworven, die niet herhaald hoeft te worden. Dat vieren wij wanneer de Mis wordt opgedragen. Daarvoor zijn de kerken – en dus ook onze kerk – gebouwd, om God te verheerlijken en ons heil te bewerkstelligen.

De heilige Kerk stelt in de Mis door haar priesters het Kruisoffer tegenwoordig: datgene wat indertijd op het Kruis aan de Vader werd geofferd tot uitboeting van de zonden van de wereld, namelijk het gezegende Lichaam en Bloed van Jezus, en tevens de mateloze offerliefde, waarmee onze Hogepriester en Middelaar deze gaven aan de Vader aanbood en blijft aanbieden, namelijk het inwendig offer van Zijn Hart, dat aan de zichtbare offergave alle waarde verleende en nog steeds verleent. Want Jezus, ons Offerlam, is Dezelfde, gisteren, vandaag en in alle eeuwigheid. Als God kan Hij geen veranderingen ondergaan. Ook Zijn verheerlijkte mensheid is niet langer aan de wetten van de aardse vergankelijkheid onderhevig. Zijn Offer is een eeuwig en onveranderlijk Offer. In eeuwigheid biedt Hij aan God de gave aan, die Hem behaagde en behaagt: het Lichaam dat geboren werd uit de maagd Maria.

Hij, Jezus, is één met ons en Hij is één met God. Hij heeft God alles gegeven wat Hij bezat en wat Hij was. En Hij blijft Zichzelf geven als hoogste gave van de goddelijke verheerlijking.

Hoe zouden wij, beminde gelovigen, dit overdenkende, de Mis lauw en verveeld kunnen bijwonen? Hoe zouden wij de plicht van mishoren kunnen zien als dwang? En hoe kunnen wij tolereren dat het Huis van God op vele plaatsen een roverskuil is geworden door allerlei aardse gebruiken?

De Mis moet ons hart bewegen tot grotere liefde en verheerlijking van God, want de Mis is de werkelijkheid die ons onderdompelt in de goddelijke en eeuwigdurende verlossing. Amen.