19 februari 2012

Preek voor Zondag Quinquagesima

Epistel
1 Kor. 13, 1-13
Broeders, al spreek ik ook de talen van de mensen en de engelen, maar ik zou de liefde missen, dan ben ik als schallend koper of als een schetterend bekken. En al heb ik ook profetengave, en al ken ik alle geheimen en alle wetenschap, zelfs al heb ik een volmaakt geloof, zodat ik bergen kan verzetten, maar ik zou de liefde missen, dan ben ik niets. En al deel ik mijn gehele vermogen uit tot voedsel voor de armen, el al geef ik mijn lichaam prijs om te worden verbrand, maar ik zou de liefde missen, dan baat het mij niets. De liefde is lankmoedig, - zij is goedig, - de liefde is niet afgunstig; de liefde handelt niet onbehoorlijk, - zij is niet verwaand, - zij is niet eerzuchtig; zij zoekt niet zichzelf, - zij wordt niet verbitterd, - het kwaad blijft zij niet indachtig; zij is niet verheugd over de ongerechtigheid, maar zij verblijdt zich met de waarheid; alles verdraagt zij; alles gelooft zij; - alles hoopt zij; alles verduurt zij. De liefde vergaat nooit, al zullen profetengaven ook verdwijnen, al zullen talen ook verstommen, al zal de kennis ook te niet gaan. Want onvolmaakt slechts is ons kennen, en onvolmaakt slechts is ons profetere; als echter het volmaakte komt, dan zal wat onvolmaakt is, zonder meer verdwijnen. Toen ik nog kind was, sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik als een kind; maar nu ik man geworden ben, heb ik aan het kinderlijke een eind gemaakt. Nu zien wij in een spiegel, vaag als in een raadsel; dan echter van aangezicht tot Aangezicht. Nu ken ik slechts onvolmaakt; dan echter zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend werd. Nu blijven nog: geloof, hoop en liefde, deze drie; de grootste echter van deze is de liefde.

Evangelie
Lc. 18, 31-43
In die tijd nam Jezus de Twaalf afzonderlijk bij Zich, en zeide hun: Zie, wij gaan op naar Jeruzalem en alles zal vervuld worden, wat door de profeten over de Mensenzoon geschreven is; want Hij zal worden overgeleverd aan de heidenen, en Hij zal worden bespot, mishandeld en bespuwd; en zij zullen Hem geselen en doden; - maar op de derde dag zal Hij verrijzen. Doch zij begrepen er niets van; dat woord was voor hen duister, en zij verstonden niet, wat er gezegd werd. Toen Hij nu Jericho naderde, zat er een blinde aan de weg te bedelen. Deze hoorde de menigte voorbij gaan, en vroeg, wat er te doen was. En men zeide hem: Jezus van Nazareth komt voorbij. Toen begon hij te roepen: Jezus, Zoon van David, ontferm U mijner! De mensen echter, die vooraan liepen, gaven hem dreigend te verstaan, dat hij moest zwijgen. Maar hij riep nog veel harder: Zoon van David, ontferm U mijner! Toen bleef Jezus staan, en liet hem bij Zich brengen. En toen hij bij Hem gekomen was, stelde Hij hem de vraag: Wat wilt gij, dat Ik voor u zal doen? En hij antwoordde: Heer, dat ik toch moge zien! Toen zeide Jezus hem: Word ziende! Uw geloof heeft u redding gebracht. En terstond kon hij zien, en hij volgde Hem, terwijl hij God verheerlijkte. En toen het volk dit zag, brachten zij allen lof aan God.

Preek
Vandaag breng de Kerk ons tot aan de toegangspoort van het grote vasten. Zij begeleidt ons daartoe met twee bijzonder mooie en heldere lezingen. In het epistel van de Mis houdt de apostel Paulus een lofprijzing over de liefde. De liefde wordt door geen enkele andere gave overtroffen en zij geeft leven en bezieling aan alle andere deugden die de mens nastreeft. De liefde is onvergankelijk; hier op aarde is zij de volmaakte glans van de hemelse gelukzaligheid, want daar zal alleen de liefde tot God overblijven.

Maar voordat dit hemelse vaderland voor ons opengaat moeten wij eerst naar Jeruzalem. Het is de goddelijke Verlosser Zelf Die ons in het Evangelie van vandaag zegt: “Zie, wij gaan op naar Jeruzalem.” Aanstaande woensdag begint de vasten. De vasten is de wandeling naar Jeruzalem; het vasten brengt ons naar het lijden, de dood en de verrijzenis van Christus.

Beminde gelovigen, het grote Paasdrama gaat zich opnieuw afspelen. De verlossingsdaad van Christus staat ons duidelijk voor ogen, maar beseffen wij wel dat wij ook zelf daarmee moeten instemmen om deel te krijgen aan deze verlossing? Begrijpen wij dat wij ons moeten zuiveren van zonde en van aardse zaken? Ik denk van niet. Hoeveel mensen nemen het geloof in zijn volle werkelijkheid waar? Niet velen. Ik hoef het u niet te vertellen, u weet het zelf: Het gaat niet goed met het leven van het geloof.

Het middel om het geloof sterk, fris en levend te houden is de ascese. Door vasten, bidden en het trouw vervullen van de godsdienstige verplichtingen en de geboden van God, kortom door de gang naar het Kruis om de oude mens te kruisigen en door de genade een nieuwe mens te worden, ondersteunen wij ons zwakke geloof.

Ik bid en hoop dat u allen van deze vasten de geestelijke vruchten van ommekeer en een diepere liefde tot God mag ontvangen. Dat het oefenen van het vasten een nieuwe bezinning in ons allen mag bewerkstelligen, waarbij alles voor God en tot Zijn meerdere eer en glorie wordt gedaan. Amen.