26 januari 2020

Derde zondag na Driekoningen

Heer, ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak komt; maar spreek slechts een woord, dan zal mijn knecht genezen.

Epistel
Rom. 12, 16-21
Broeders, meent niet, dat gij de wijsheid bezit. Vergeldt niemand kwaad met kwaad, maar weest bedacht op het goede, niet alleen voor het oog van God, maar ook voor het oog van alle mensen. Als het mogelijk is, leeft dan met iedereen in vrede, voor zover het van u afhangt. Geliefden, oefent zelf geen wraak; maar laat dat over aan de gramschap Gods; want er staat geschreven: "Aan Mij de wraak: Ik zal vergelden, zegt de Heer." Integendeel, als uw vijand honger heeft, geef hem dan te eten; als hij dorst heeft, geef hem te drinken; want als gij dat doet, stapelt gij vurige kolen op zijn hoofd. Laat u niet overwinnen door het kwaad; maar overwin het kwade door het goede.

Evangelie
Mt. 8, 1-13
In die tijd, toen Jezus van de berg was afgedaald, volgde Hem een talrijke menigte, en zie, daar kwam een melaatse tot Hem, die zich voor Hem neerwierp en zei: Heer, zo Gij wilt, kunt Gij mij reinigen. En Jezus strekte de hand uit, raakte hem aan, en sprak: Ik wil het; word gereinigd. En terstond was hij van de melaatsheid gereinigd. Dan zei Jezus tot hem: Zorg, dat gij het aan niemand zegt, maar ga u vertonen aan de priester en de gave offeren, die Mozes heeft voorgeschreven; dan hebben zij een bewijs. Toen Hij nu in Capharnaum kwam, trad er een honderdman op Hem toe met de bede: Heer, mijn dienstknecht ligt thuis verlamd en lijdt hevige pijnen. En Jezus zei tot hem: Ik zal komen om hem te genezen. Doch de honderdman antwoordde: Heer, ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak komt; maar spreek slechts een woord, dan zal mijn knecht genezen. Immers ik sta zelf ook onder gezag, maar ik heb weer soldaten onder mij; en tot de een zeg ik: Ga, en hij gaat; en tot een ander: Kom, en hij komt; en tot mijn dienstknecht: Doe dit, en hij doet het. Toen Jezus dat hoorde, stond Hij verwonderd, en Hij zei tot die Hem volgden: Voorwaar Ik zeg u: zo'n groot geloof heb Ik in Israël niet gevonden. Doch Ik zeg u, velen zullen er komen van Oost en West, en met Abraham, Isaak en Jacob aanzitten in het rijk der hemelen; maar de kinderen van het rijk zullen buiten geworpen worden in de duisternis; daar zal het zijn: geween en geknars der tanden. Dan sprak Jezus tot de honderdman: Ga heen, en u geschiede overeenkomstig uw geloof. En op hetzelfde uur werd de knecht weer gezond.

Overweging
De teksten van de Mis van de derde, vierde, vijfde en zesde zondag na Driekoningen getuigen van de godheid van onze Heer, van het feit dat Hij wonderen deed, en van de verering die wij Hem verschuldigd zijn. In deze tijd na Driekoningen houdt de Kerk niet op om ons te wijzen op de godheid van de Heer en daarmee op Zijn koningschap over de mensheid. Hij is de Koning der joden en tegelijkertijd Koning der heidenen. De Kerk houdt ons vandaag een Evangelielezing voor met twee wonderen, waarmee de Heer Zijn goddelijk Zoonschap bewijst aan beiden. Het eerste wonder wordt verricht aan een melaatse uit het uitverkoren volk der joden, die werd gebonden door de wet van Mozes; het tweede wonder aan een honderdman, die - zoals de Heer Zelf reeds aangeeft - niet afkomstig is uit Israël.

De melaatse wordt gereinigd door een woord van Jezus. Hij krijgt de opdracht zich te vertonen aan de priester als getuigenis van de godheid van Christus. De honderdman getuigt zelf dat onze Heer Jezus Christus God is door zijn vertrouwen en door zijn nederige woorden, die de Kerk dagelijks legt op de lippen van de gelovigen tijdens de heilige Mis. Door zijn geloofsgetuigenis verkrijgt hij van Jezus het wonder waarom hij vroeg.

Alle volkeren zullen delen in het hemelse feest waarbij de godheid van onze Heer het voedsel van hun ziel zal zijn. Zoals in een feestelijke bruiloftszaal zal het daar licht en warm zijn. In schril contrast daarmee staan de pijnen van de hel en de straffen van hen die de godheid van Christus afwijzen. Zij zullen verkeren in kou en duisternis.

Laten ook wij door onze daden getuigenis geven van de godheid van Christus, opdat wij Zijn koninkrijk mogen binnengaan. Laten wij, door goedheid te betonen aan wie ons haten, vurige kolen stapelen op hun hoofden, zoals het epistel van vandaag ons voorhoudt. Dat betekent dat onze grootmoedigheid hen in verwarring brengt, waardoor ze geen rust zullen krijgen totdat ze het onrecht dat ze ons hebben aangedaan hebben rechtgezet. Op die manier maken we het mysterie van de Openbaring van de Heer tot een werkelijkheid in ons eigen leven. Christus' Koningschap manifesteert zich over alle mensen die in Hem verenigd zijn door hun gemeenschappelijk geloof in Zijn godheid; zij zullen elkaar liefhebben als broeders en zusters. De heilige Augustinus zegt het als volgt: "Liefdadigheid is het gevolg van de genade van het geloof in Jezus Christus."