27 februari 2011

Preek voor zondag Sexagesima

Epistel
2 Kor. 11, 19-33; 12, 1-9
Broeders, gij zijt zo welwillend in het verdragen van onverstandige mensen, omdat gij zelf zo wijs zijt! Gij verdraagt het immers, als men u de wet stelt, - als men u uitbuit, als men u beetneemt, - als men verwaand tegen u optreedt, als men u een slag in het gezicht geeft. Ik moet tot mijn schande bekennen: in dit opzicht zijn wij - om zo te zeggen - zwakkelingen geweest. Maar wat een ander aandurft - al is het onverstandig zo te spreken - dat durf ik ook. Zijn zij Hebreën? - ik ook. Zijn zij Israëlieten? - ik ook. Zijn zij afstammelingen van Abraham? - ik ook. Zijn zij dienstknechten van Christus? - ik spreek als een dwaze - ik nog meer; door veelvuldig zwoegen, door veel gevangenschap, door geselslagen zonder tal, door herhaaldelijk doodsgevaar. Vijfmaal heb ik van de joden de veertig min één gekregen; driemaal ben ik met roeden gegeseld; éénmaal ben ik gestenigd; driemaal heb ik schipbreuk geleden, en eens heb ik een dag en een nacht doorgemaakt op de volle zee. Door vele voetreizen, door gevaren van rivieren, door gevaren van rovers, door gevaren van de kant van mijn eigen volk, door gevaren van de heidenen, door gevaren in de stad, door gevaren in de woestijn, door gevaren op zee, door gevaren onder valse broeders. Met werken en zwoegen, dikwijls zonder nachtrust, in honger en dorst, in veelvuldig vasten, in koude en naaktheid. En behalve al dat uitwendige, ook nog mijn dringend werk van iedere dag: de zorg voor alle kerken. Wie is er zwak, zonder dat ik het meevoel? Wie lijdt er ergernis, zonder dat ik vurig word? Als er geroemd moet worden, dan zal ik op mijn zwakheid roemen; God, Die de Vader is van onze Heer Jezus Christus en gezegend is in eeuwigheid, weet dat ik niet lieg. Te Damascus liet de stadhouder van koning Aretas eens de stad van de Damascenen bewaken om mij in handen te krijgen en... door een venster werd ik in een mand langs de muur neergelaten; en zó ontkwam ik aan zijn handen. Als er geroemd moet worden - al heeft het dan geen nut - dan zal ik overgaan tot visioenen en openbaringen des Heren. Ik ken een christenmens, die veertien jaar geleden - met het lichaam: ik weet het niet; of zonder lichaam: ik weet het niet; God weet het; - opgevoerd werd naar de derde hemel. En ik weet, dat die mens - met of zonder lichaam: dat weet ik niet; God weet het; - opgevoerd is naar het paradijs; daar vernam hij toen geheime dingen, waarover een mens niet spreken mag. Op zó iemand zal ik roemen; wat echter mij zelf betreft, zal ik alleen maar roemen op mijn zwakheden. Doch ook al wilde ik roemen, het zou niet onzinnig van mij zijn; want ik zou waarheid spreken. Maar ik wil het niet doen, opdat niemand mij hoger zou achten, dan hij van mij ziet of hoort. En opdat de grote openbaringen mij niet ijdel zouden maken, werd mij een prikkel gegeven in het vlees, een engel van de satan, die mij moet kwellen. Daarom heb ik driemaal tot de Heer gebeden, dat deze van mij zou weggaan. Maar Hij gaf mij ten antwoord: Mijn genade is voor u voldoende; want kracht komt juist bij zwakheid tot volle ontplooiing. Daarom wil ik gaarne roemen op mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij moge wonen.

Evangelie
Lucas 8, 4-15
In die tijd kwam er een talrijke menigte bijeen, die vanuit de steden naar Jezus toestroomde. Dan sprak Hij in een gelijkenis: Een zaaier ging uit, om zijn zaad te zaaien. En bij het zaaien viel er een gedeelte op de weg; het werd vertrapt, en de vogels des hemels aten het op. En een ander gedeelte viel op rotsige bodem; het schoot wel op, maar verdorde er bij gebrek aan vochtigheid. Weer een ander gedeelte viel midden tussen de doornen; en de doornen schoten tegelijk mede op en verstikten het. Een ander gedeelte ten slotte viel op goede bodem; het schoot op en droeg honderdvoudige vrucht. Bij deze woorden riep Hij uit: Wie oren heeft om te horen, dat hij hore! Zijn leerlingen nu vroegen Hem, wat deze gelijkenis betekende. En Hij gaf hun ten antwoord: U is het gegeven de geheimen van het rijk Gods volledig te kennen; de overigen echter slechts in gelijkenissen, opdat zij wel zien maar niet inzien, wel horen maar niet begrijpen. Dit nu is de zin van de gelijkenis: Het zaad is het Woord Gods. Waar het op de weg valt, - dat zijn zij, die wel toeluisteren, maar dan komt de duivel, en neemt het Woord weg uit hun hart, opdat zij niet geloven en zalig worden. Waar het evenwel op rotsige bodem valt, - dat zijn zij, die het Woord aanhoren, en met vreugde opnemen; doch zij laten het geen wortel schieten; zij geloven een tijdlang, maar als de beproeving komt, vallen zij af. Wat echter tussen de doornen valt, - dat zijn zij, die wel geluisterd hebben; doch door de zorgen, de rijkdom en de genietingen des levens wordt het bij hen gaandeweg verstikt, zonder dat het vrucht oplevert. Maar wat op goede bodem valt, - dat zij zij, die het Woord met een goed en edel hart aanhoren, het bewaren, en vrucht voortbrengen door te volharden.

Preek
Ook op deze zondag Sexagesima laat de Kerk haar kinderen in de liturgie luisteren naar een gelijkenis van onze Zaligmaker, Jezus Christus, met als doel ons door de voorvastentijd te begeleiden tot een ernstige verdieping van het geloof en van de liefde. Deze verdieping wordt ons mogelijk gemaakt door de boetedoening van de heilige vastentijd, en door een leven te leiden in vastberadenheid en trouw. Jezus deelt ons Zijn genadegaven uit door Zijn verdiensten aan het kruis en door de aanwending van die genade in de sacramenten voor de heiliging van onze ziel.

In de gelijkenis van vandaag vergelijkt Christus het Woord van God, Zijn genade en Zijn leven, met het zaad dat wordt uitgestrooid en in mindere of meerdere mate vrucht draagt, naar gelang de bodem waarop het terechtkomt. Deze bodem is ons hart en onze ziel. Wij zien dus dat de les van deze gelijkenis rechtstreeks tot ons is gericht, ons wil aanspreken en ons wil waarschuwen voor de gevaren. Tegelijkertijd wordt ons de potentiële rijkdom van de genade voor ogen gesteld. Het zou de ergste en grootste fout van ons leven zijn om het Woord van God te beschouwen als een abstracte zaak. Gods Woord en Zijn genade zijn altijd heel concreet en worden aan ons persoonlijk aangeboden. Dat gebeurt ook, door goddelijke Wilsbeschikking, door Zijn Kerk, die – opnieuw heel concreet – het Lichaam van Christus is.

Beminde gelovigen, door de verschillende beschrijvingen van de grond waarop het zaad valt, waarschuwt Christus ons voor alles dat ons kan beletten het Woord van God met een edelmoedig hart te aanvaarden en het in ons leven te laten doordringen en bezielen. In de beschrijving van het Evangelie herkennen we duidelijk de duivel, die er steeds op uit is om de heilzame boodschap tegen te werken door in te spelen op onze lichtzinnigheid en kleinmoedigheid die ons telkens voor bekoringen doen bezwijken. Zo is de realiteit van het aardse leven, waarin de genade van God wordt uitgestrooid. Christus helpt ons en legt ons door middel van een gelijkenis uit hoe wij het Woord van God werkzaam en heilzaam in ons op kunnen nemen.

Dit Evangelie wordt ons niet toevallig midden in de voorvastentijd voorgehouden. Deze tijd van voorbereiding op de grote vasten dient ertoe dat wij de geestelijke werken die in de vastentijd verricht moeten worden weten te herkennen en dat wij daarvoor de eerste voorbereidingen treffen in ons hart en in onze ziel. Op die manier gaan wij niet blind aan het werk, maar bereiden wij ons voor, zodat wij, als het eigenlijke werk gaat beginnen, weten hoe de grond, de akker van onze ziel, bewerkt moet worden om het zaad goed op te kunnen nemen en vruchtbaar te laten zijn.

Dit is ook de betekenis van de uitleg die Christus Zelf geeft aan de gelijkenis, waarin Hij de verschillende ontvangers van het Woord beschrijft. Bij enkelen is het zo maar verdwenen; bij anderen begint het opnieuw te groeien maar gaat het een tijd later toch dood. Alleen wat op goede bodem valt brengt vrucht voort.

Wat is nu, beminde gelovigen, een goede bodem? Christus ontleent het beeld aan de akkerbouw. Daar is de goede bodem een bewerkte bodem, die door harde arbeid opgeruimd en gezuiverd is. Als wij dit beeld overdragen op de ziel, dan gaat het erom de ziel door vasten en boete te wenden tot God; dat zij nergens anders op hoopt dan aan Hem toe te behoren.

Bidden wij om goddelijke bijstand om ons vertrouwen volledig op Hem te richten. Amen.


20 februari 2011

Preek voor zondag Septuagesima

Epistel
Kor. 9, 24-27; 10 en 11-5
Broeders, weet gij niet, dat de deelnemers aan een wedloop in de renbaan wel allen lopen, maar dat slechts één de zegeprijs verwerft? Aldus moet gij lopen, om die ook te behalen. Maar iedereen, die aan de wedstrijd meedoet, onthoudt zich van alles; en zij nog wel om een krans te winnen, die verwelkt - wij echter om een, die onvergankelijk is. Ik loop daarom zó, niet als in den blinde weg; ik worstel zó, dat ik niet sla in de lucht. Maar ik beuk mijn eigen lichaam, en breng het onder bedwang, om niet - na anderen gepredikt te hebben - zelf verloren te gaan. Want gij moet wel weten, broeders: onze vaderen zijn allen onder de wolk geweest, en allen zij zij door de zee heengegaan, en allen zijn zij gedoopt in de wolk en in de zee tot eenheid met Mozes; en allen hebben zij dezelfde bovennatuurlijke spijs gegeten en allen dezelfde bovennatuurlijke drank gedronken; zij dronken namelijk van een geestelijke rots, die met hen meeging, en die rots was Christus. Maar toch heeft God in de meesten van hen geen welbehagen gevonden.

Evangelie
Matth. 20, 1-16
In die tijd hield Jezus Zijn leerlingen deze gelijkenis voor: Het rijk der hemelen gelijkt op een huisvader, die vroeg in de morgen er op uitging, om arbeiders te huren voor zijn wijngaard. En hij kwam met de arbeiders overeen voor één tienling per dag, en zond hen naar zijn wijngaard. Tegen het derde uur ging hij nogmaals uit en zag weer anderen op de markt werkeloos staan; en hij zeide hun: Gaat ook gij naar mijn wijngaard, en wat billijk is, zal ik u geven. En zij gingen er heen. Opnieuw ging hij uit tegen het zesde en negende uur en handelde op dezelfde wijze. Toen hij echter tegen het elfde uur uitging, vond hij daar nog anderen staan, en hij zeide hun: Waarom staat gij hier de hele dag zonder iets te doen? Zij gaven hem ten antwoord: Omdat niemand ons gehuurd heeft. En hij zeide tot hen: Gaat ook gij naar mijn wijngaard. Toen het nu avond was geworden, sprak de eigenaar van de wijngaard tot zijn opzichter: Roep de arbeiders, en betaal hun het loon uit, te beginnen bij de laatsten en zo vervolgens tot de eersten. Zij, die tegen het elfde uur gekomen waren, traden dan naar voren, en ontvingen ieder een tienling. En toen de eersten kwamen, dachten zij meer te ontvangen; maar ook zij kregen ieder één tienling. En terwijl zij die aannamen, morden zij tegen de huisvader, en zeiden: Die laatsten hebben slechts één uur gewerkt, en hij gaat ze gelijkstellen met ons, die de last van de dag en de hitte hebben gedragen! Maar hij antwoordde aan een van hen: Vriend, ik doe u toch geen onrecht; zijt gij niet met mij overeengekomen voor één tienling? Neem dus wat u toekomt, en ga heen. Ik wil echter ook aan die laatste evenveel geven als aan u. Staat het mij soms niet vrij, te doen, wat ik verkies? Of zijt gij kwaad, omdat ik goed ben? Zo zullen de laatsten de eersten zijn en de eersten de laatsten. Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.

Preek
Voor de derde keer horen wij in het Evangelie een gelijkenis over het rijk der hemelen. Twee weken geleden ging het over het goede zaad en de akker. Vorige zondag ging het over het mosterdzaadje en over het zuurdeeg, en vandaag wordt het rijk der hemelen met een wijngaard vergeleken. De Kerkvaders geven een mooi commentaar bij dit Evangelieverhaal. De huisvader en eigenaar van de wijngaard is God; de markt waarop de arbeiders worden gezocht is de wereld. De wijngaard is de Kerk; de arbeiders zijn alle mensen, de hele mensheid geroepen tot het aanvaarden van het goddelijke kindschap binnen de Kerk. De verschillende tijden van de dag zijn de verschillende gestalten van de mensheid, vanaf het begin tot het einde van de tijden. De opzichter die het loon uitbetaalt is onze Heer Jezus Christus Die op de jongste dag zal terugkomen en ons zal oordelen. De tienling, die aan iedereen beloofd is, is een symbool van onze verlossing.

Maar wij kunnen deze gelijkenis van de wijngaard en de arbeiders aan ons eigen leven aanpassen. Elke mens wordt uitgenodigd om door de inspanningen van dit leven het eeuwig rijk te veroveren. Wij gaan naar de wijngaard op verschillende momenten van ons leven. Sommigen worden vroeg in hun kindschap geroepen en blijven trouw werken tot het einde van hun leven; anderen komen later, soms echt op het laatste moment. Velen zijn begiftigd met kostbare talenten, anderen moeten het met beduidend minder stellen. Maar aan iedereen wordt hetzelfde beloofd: de eeuwige redding. Die is en blijft een gave, een reine genade van God. Niemand kan zeggen dat hij er recht op heeft of dat hij haar heeft verdiend. Het is duidelijk dat deze gave voor iedereen gelijk is.

Beminde gelovigen, de talenten en de omstandigheden kunnen verschillend zijn, maar één ding is zeker: wij worden allen geroepen en uitdrukkelijk aangesteld. Voor allen ligt er een taak gereed, zoals voor de arbeiders uit de parabel. Die is heel concreet aangepast aan onze mogelijkheden en talenten. Wij mogen ons niet met anderen vergelijken.

God weet wie Hij roept en waar Hij Zijn arbeiders plaatst. De taak van anderen is niet de onze. Ieder heeft zijn eigen terrein; van ieder van ons verwacht God iets zeer persoonlijks. Maar de opdracht is altijd dezelfde: het vervullen van Gods Wil, waar en wanneer dan ook. Iets hogers en beters is er niet en kan er ook niet zijn. Wij geven allen een persoonlijk antwoord op Gods persoonlijke uitnodiging aan ons. Iedereen moet dus kijken naar het goede dat hij kan doen en niet naar het goede dat anderen kunnen of moeten doen. Iedereen moet zijn eigen werk doen, onafhankelijk van de tijd waarop hij werd geroepen, onafhankelijk van het werk van anderen.

De uitwendige omstandigheden in ons leven kunnen aanzienlijk verschillen van de situaties waarin een ander leeft en werkt. Maar ook dit is geen waardebepaling. Van belang is of Gods uitverkiezing en Gods welbehagen, Gods Wil en wens als richtlijn zijn genomen bij de aanvaarding en de uitvoering van de arbeid die wij verrichten. Het is niet alleen belangrijk dát wij de opdracht vervullen, maar ook hóe wij dat doen. Men kan Gods Wil doen met nauwelijks enige liefde, maar men kan Zijn Wil ook volbrengen met louter liefde, bezield met het vuur van de liefde. Dat maakt een groot verschil. En dat verschil zit in de liefde.

Beminde gelovigen, velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. Ook wij zijn geroepen. Wij moeten nu onze taak verrichten om straks tot de uitverkorenen te mogen behoren. Amen.


18 februari 2011

Programma Sint-Nicolaasacademie op zaterdag 19 februari 2011

Op zaterdag 19 februari zal de eerwaarde heer Peter Van De Kerckhove de lezing voor de Sint-Nicolaasacademie verzorgen. Het onderwerp zal zijn ‘de Apocalyps’. De lezing heeft de titel ‘Het duizendjarig rijk in het licht van de profetie’ meegekregen.

Programma
10.00 uur: Heilige Mis
10.45 uur: Koffie en thee in de pastorie
11.00 uur: Bijeenkomst in de zaal van de pastorie
12.30 uur: Einde

Zie: De website van de academie.


13 februari 2011

Preek voor de zesde zondag na Driekoningen

Epistel
1 Tes. 1, 2–10
Broeders, wij brengen altijd dank aan God om uwentwil, en zonder ophouden blijven wij u indachtig in ons gebed; want wij herinneren ons uw werken van geloof, uw arbeid en liefde en uw volhardend vertrouwen op onze Heer Jezus Christus, voor het oog van God, onze Vader. Immers, broeders, van God bemind, wij weten, dat gij zijt uitverkoren; want onze prediking is tot u gekomen, niet alleen met woorden, maar ook met kracht en met Heilige Geest en met de volle overtuiging; gij weet immers, hoe ons optreden bij u geweest is om uwentwil. En gij zijt navolgers geworden van ons en van de Heer; gij hebt de prediking aangenomen onder veel verdrukking, maar met vreugde van de Heilige Geest; en zo zijt gij een voorbeeld geworden voor alle gelovigen in Macedonië en Achaie. Want van u uit is het woord des Heren verder verbreid, niet alleen in Macedonië en in Achaie; maar overal is uw geloof in God bekend geworden, zodat wij geen woord meer daarover hoeven te spreken. Zij zelf immers verhalen van ons, hoe wij bij u hebben gewerkt, en hoe gij tot God zijt bekeerd van de afgoderij om voortaan de levende en waarachtige God te dienen en zijn Zoon uit de hemel te verwachten, Die Hij uit de doden heeft opgewekt, Jezus, Die ons heeft ontrukt aan de toorn, die eens zal komen.

Evangelie
Mattheüs 13, 31–35
In die tijd hield Jezus de menigte de volgende gelijkenis voor: “Het rijk der hemelen gelijkt op een mostaardzaadje, dat iemand in zijn akker gaat zaaien. Het is wel het kleinste van alle zaden, maar als het is opgeschoten, is het groter dan alle andere moeskruiden; en het wordt een boom, zodat de vogels des hemels in zijn takken kunnen nestelen.” Nog een andere gelijkenis hield Hij hun voor: “Het rijk der hemelen gelijkt op zuurdeeg, dat door een vrouw wordt gebruikt en vermengd wordt onder drie maten meel, totdat dit geheel is gegist.” Dit alles sprak Jezus tot de scharen in gelijkenissen, en zonder deze sprak Hij niet tot hen. Zo werd vervuld, wat door de profeet voorzegd was: Ik zal Mijn mond openen in gelijkenissen, en openbaren, wat verborgen was van de grondvesting van de wereld af.

Preek
Het Evangelie van deze zondag is ingedeeld in drie delen, twee gelijkenissen en een verklarende afronding. Tezamen vormen zij een prediking over de Kerk, haar bedoeling en haar leven.

In de gelijkenissen over het kleine mosterdzaadje dat uitgroeit tot een grote struik en het zuurdeeg dat al het meel aan het gisten brengt, beschrijft Christus voor ons de groei van de Kerk door haar werking die verzinnebeeld wordt door de gelijkenissen. Overgedragen op de werkelijkheid van het heilsinstituut van de Kerk kunnen de gelijkenissen zó worden uitgelegd dat de Kerk zich verbreidt over de gehele wereld en onder alle volkeren om hen tot geestelijke bloei en wasdom te brengen. Overal zal zij de leer van Christus verkondigen en alle mensen oproepen tot deelname aan het rijk van de hemel.

Het is Christus Zelf Die deze wasdom mogelijk maakt. In de gelijkenissen wordt gesproken over een zaaier die het mosterdzaadje zaait en over een vrouw die het deeg mengt. Deze handelingen maken een verdere groei en gisting mogelijk. Als wij dit overdragen op ons eigen geestelijk leven en op het leven van de Kerk, dan moeten wij goed beseffen dat het Christus is Die in werkelijkheid handelt. Wij hoeven ons slechts open te stellen voor Zijn heilzaam handelen door de Heer met onze vrije wil lief te hebben. De heilzame werking voltrekt zich concreet in ons leven, en in het leven van de gehele Kerk, door Zijn tussenkomst. De zeven sacramenten en alle andere genademiddelen zijn zulke handelingen van Christus; deze worden in de gelijkenissen van vandaag verwoord. Wij kunnen slechts vruchtbaar worden door Christus, verzameld in Zijn Kerk.

Beminde gelovigen, omdat Christus deze heilzame handelingen voor de mensheid uitoefent door Zijn Kerk behoort de Kerk tot het meest belangrijke in het leven van een mens. Zonder de akker, die de Kerk is, komen wij nooit tot de bloei van heiligheid. De Kerk is dus noodzakelijk, ja zelfs levensnoodzakelijk, voor de mensen. Haar groei is niet alleen opportuun maar is een liefdadige noodzaak. Argumenten die de groei van de Kerk afkeuren op grond van culturele of religieuze gelijkberechtiging of uit respect voor de religie van andersgelovigen moeten dus worden afgewezen. Deze argumenten, die ook binnen de Kerk wijdverbreid zijn, hebben geen werkelijke achting voor de niet-katholieke medemens, maar tonen veel eerder minachting voor hen. De ware liefde zoekt immers ook voor de ander het beste. Wat dat beste inhoudt is ons in gelijkenissen voor ogen gesteld; het is Christus Die leven en wasdom doorgeeft door de concrete werkelijkheid van de Kerk. Het is dus de opdracht van de Kerk om door de prediking van Jezus en het uitdelen van Zijn sacramenten de gehele wereld en alle volkeren in haar schoot te verzamelen.

Het Evangelie van vandaag wordt besloten met de herinnering dat op deze manier in vervulling wordt gebracht wat reeds van oudsher – door de profeten van het oude verbond – is voorspeld. Deze vermaning aan het einde wil ons in herinnering brengen dat de prediking van Jezus en Zijn handelen door de Kerk vanaf het begin van de wereld de goddelijke Wil is geweest.

Beminde gelovigen, laten wij van harte de Kerk willen toebehoren en nooit twijfelen aan haar heilige roeping voor het heil van onze ziel en voor de gehele wereld. Daarvoor mogen wij dagelijks bidden. Amen.


8 februari 2011

Verhoging kaarsengeld

De prijzen van de offerkaarsen in onze kerk zijn gedurende de laatste jaren niet aangepast. Vanwege een verhoging van de prijzen door de kaarsenleverancier zijn we genoodzaakt om ook het kaarsengeld in de kerk te verhogen.

Met ingang van 1 februari 2011 gelden de volgende bedragen: 50 cent voor een kleine kaars, 70 cent voor een middelgrote kaars en € 1,50 voor een grote kaars.
De prijs voor een noveenkaars (€ 5) blijft ongewijzigd.


6 februari 2011

Preek voor de vijfde zondag na Driekoningen

Epistel
Kol. 3, 12-17
Broeders, wilt u als heilige en veelgeliefde uitverkorenen Gods toerusten met een medelijdend hart, met goedheid en bescheidenheid, met zachtmoedigheid en geduld. Verdraagt elkander, en vergeeft elkander, als gij soms over iemand te klagen hebt. Zoals de Heer u vergeven heeft, zo moet ook gij vergeven. Maar draagt over dat alles heen de liefde; want deze is de band der volmaaktheid. Laat de vrede van Christus heersen in uw harten; want daartoe zijt gij ook geroepen, als leden van één lichaam. Weest daarenboven dankbaar. Moge het woord van Christus onder u wonen in volle rijkdom, zodat gij in alle wijsheid elkander onderricht en vermaant. En zingt dankbaar God van harte lof in psalmen en gezangen en geestelijke liederen. Alles wat gij doet met woord of werk, doet alles in de Naam van de Heer Jezus Christus, om aan God, de Vader, dank te brengen door Jezus Christus, onze Heer.

Evangelie
Mattheüs 13, 24-30
In die tijd hield Jezus de menigte deze gelijkenis voor: Het rijk der hemelen gelijkt op een mens, die goed zaad op zijn akker zaaide. Maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging heen. Toen nu het graan opkwam en vrucht begon te zetten, toen werd ook het onkruid zichtbaar. Dan gingen de knechten van de heer naar hem toe, en zeiden: Heer, hebt gij geen goed zaad op uw akker gezaaid? Waar komt dan het onkruid vandaan? En hij antwoordde hun: Dat heeft een vijandig mens gedaan. De knechten vroegen hem nu: Wilt gij, dat wij het gaan uittrekken? Maar hij antwoordde: Neen; want als gij het onkruid uittrekt, zoudt gij misschien ook de tarwe uitrukken. Laat ze beide opgroeien tot de oogst; dan zal ik in de oogsttijd tot de maaiers zeggen: Verzamelt eerst het onkruid, en bindt het in bundels, om het te verbranden; maar bergt de tarwe in mijn schuur.

Preek
In de gelijkenis van het Evangelie van deze vijfde zondag na Driekoningen legt onze Heer Jezus Christus aan Zijn leerlingen een belangrijke leer uit over de Kerk op aarde en over het leven. Hij wijst daarbij op het einde van de tijden. Christus zegt dat het rijk van de hemelen, dat zich hier op aarde manifesteert door de Kerk, lijkt op een akker waarop goed zaad wordt gezaaid. Dit zaad verzinnebeeldt de genade en de akker staat voor de heilige Kerk van God. In een volledig verstaan van de gelijkenis kunnen wij de akker identificeren met de Kerk en het zaad met onze eigen ziel, waarin God Zijn genade tot leven brengt omdat zij in de kracht van de akker, de Kerk, haar voedsel vindt voor haar groei.

Tegelijk met het goede zaad en de zaaier van de akker wijst Christus ook op de vijand die onkruid zaait tussen het goede zaad. Dit onkruid kunnen wij duidelijk herkennen als de zonde, en de vijand als de duivel. Het onkruid en de zonde leven als een parasiet uit hetgeen dat bedoeld is om een ander te laten groeien. Het onkruid brengt geen goede vruchten voort en is daarom in de gelijkenis zinnebeeld voor de zonde die geen eigen leven in zich draagt maar alleen de afwezigheid van het goede is en daarom ook zo verschrikkelijk is, want God – als Bron van alle goedheid – is dan afwezig. En waar God niet is, kan geen leven zijn, maar alleen dood en verderf.

Beminde gelovigen, wij begrijpen nu waarom dit Evangelie en haar les aan ons zo belangrijk zijn. Christus wil ons waarschuwen, allereerst doordat hij uitlegt wat goed is en wat niet goed is, maar ook door de uiterste en laatste consequentie van het kwaad te verwoorden. Aan het einde van de tijden zal het onkruid gebundeld worden om te worden verbrand. In deze woorden van onze Heer Jezus Christus vinden wij de leer over het vuur van de hel, een leer die al te vaak door liberale zogenaamde theologen als overbodig en als niet meer aanvaardbaar voor het moderne, sociaal geworden christendom wordt beschouwd. In zichzelf zijn deze moderne opvattingen wel te vergelijken met het door Christus genoemde onkruid en de uitdenker van deze moderne opvattingen met de vijand.

In het tweede deel van het Evangelie legt Christus uit waarom tot de oogst gewacht moet worden met het verzamelen van het onkruid. Het eerste gevolg hiervan is de realiteit van de Kerk zoals wij haar door de geschiedenis heen kennen. In Gods heilige Kerk, de akker van de oogst, groeien tarwe en onkruid samen op. De redenen hiervoor zijn begrijpelijk en volledig edel en heilig, want de Heer van de oogst is geduldig en barmhartig en straft niet terstond, maar schenkt tijd en gelegenheid tot inkeer en bekering.

De zonde, die in de gelijkenis door het onkruid wordt verzinnebeeld, kan alleen stand houden in de afwezigheid van de genade. Bekering is mogelijk zolang de slechte planten nog op de akker staan. De akker van de Kerk is er om vruchten van heiligheid voort te brengen en juist om die reden blijft Christus een geduldig en barmhartig bezitter van de akker. Maar wanneer Hij terugkeert tot Zijn akker, als Heer van de oogst, dan zullen kwaad en goed uit elkaar gehaald worden.

Beminde gelovigen, laten wij de les uit dit Evangelie ter harte nemen, en blijven wij in waakzaamheid en kinderlijke liefde luisteren naar de zoete moederstem van de Kerk om door gehoorzaamheid aan haar de verlokkingen van de vijand, die het onkruid van de zonde in onze ziel wil uitstrooien, te kunnen weerstaan. Amen.


4 februari 2011

Pontificale Hoogmis in Brussel (vervolg)

De aartsbisschop en zijn gevolg arriveren bij het priesterkoor.
Het altaar wordt bewierookt.
De aartsbisschop presideert de heilige Mis vanaf de bisschoppelijke troon.
Als representant van Christus komt hem deze waardigheid toe. Links en rechts worden mijter en staf gedragen.
Een overzicht van het priesterkoor.
Zijne Hoogwaardige Excellentie mgr André-Joseph Léonard tijdens de homilie.
Na afloop van de twee uur durende Hoogmis had de aartsbisschop bij de uitgang van de kerk
voor elke aanwezige nog een luisterend oor en een vriendelijk woord.
Een groepsfoto van de aartsbisschop met de deelnemende priesters.

Van de parochie-administrator: Rozenkransgebed op zondag

Beminde gelovigen,

Sinds enige tijd wordt vóór de zondagse Hoogmis in onze kerk de heilige Rozenkrans gebeden, zoals dat in de meeste kerken en kapellen die door de priesterbroederschap Sint Petrus bediend worden gebruikelijk is.

Er wordt gebeden voor verschillende intenties, waaronder de heiliging van de families en voor roepingen tot het heilig priesterschap.

Vanuit de Agneskerk hebben wij een seminarist op ons seminarie in Duitsland en ook hem ondersteunen wij met ons gebed op zijn weg naar het altaar. Als het de wil van God is, dan zal hij in het jaar 2017 tot priester gewijd kunnen worden. Het is onze plicht om hem daarheen te begeleiden met ons gebed en om dagelijks de hemel te smeken om heilige roepingen.

Ik nodig u graag uit om regelmatig mee te bidden tijdens dit zondagse Rozenkransgebed. Het is ook een prachtige manier om u voor te bereiden op de heilige Mis. Daarnaast bestaat de hoop dat er een kleine gebedsgroep zal ontstaan die ook op andere tijdstippen voor de noden van de Kerk zal bidden. Daarover binnenkort meer.

Met mijn priesterlijke zegen,

pater M. Kromann Knudsen FSSP,
administrator Sint-Agnesparochie


3 februari 2011

Jongetje komt Paus spontaan begroeten tijdens algemene audiëntie

Tijdens de algemene audiëntie van paus Benedictus XVI op woensdag 2 februari in de zaal van Paulus VI in het Vaticaan wist een jongetje door de bewaking te breken. Hij rende naar de Paus toe om hem te begroeten. De Heilige Vader sprak kort met de jongen en zegende hem. Even vlug als hij te voorschijn was gekomen nam hij vervolgens zijn plaats tussen de gelovigen weer in.