31 juli 2022

Eerbiedwaardige dienaar Gods Fulton Sheen: "Wij zijn geen dieren, maar mensen"

In onderstaande video spreekt de eerbiedwaardige dienaar Gods aartsbisschop Fulton Sheen (1895-1979) over het mysterie van de menselijke seksualiteit.

28 juli 2022

Over de grens: Sint-Michaëlskapel in Niel-bij-As (België)

Een blik op de vernieuwde website van de Sint-Michaëlskapel in Niel-bij-As (B).

In de Vlaamse provincie Limburg ligt - niet ver van de Nederlandse grens - het plaatsje Niel-bij-As. Daar staat de Sint-Michaëlskapel, die in 1991 werd gebouwd door priester en historicus Karel Van Isacker S.J. (1913-2010). Met bisschoppelijke toestemming vierde hij hier vele jaren de traditionele Latijnse Mis. Ruim 10 jaar na zijn dood is de kapel nog steeds in gebruik.

Sinds enige tijd heeft de kapel een nieuwe website (https://michaelskapel.be) en een nieuw tijdstip waarop de zondagsmis aanvangt, namelijk 11.30 uur. De website vermeldt de actuele gegevens. Er staat een permanente link op onze website in de rechterzijkolom onder 'Overige links'.

Verblijft u in de vakantietijd daar in de buurt? Op het hoogfeest van Maria Tenhemelopneming, maandag 15 augustus, is er een plechtige gezongen Hoogmis met assistentie van diaken en subdiaken (drieherenmis) om 16.00 uur.

Professor Van Isacker zag met vriendelijke scherpte de tekenen des tijds. In 1989 schreef hij het boekje 'Ontwijding' over de decadentie in Kerk en maatschappij. Daaruit komt het volgende fragment:

Ooit waren de kerken door hun bouwwijze zinnebeelden van liturgisch gebed. Op een paar uitzonderingen na staan zij alle gericht naar het oosten, naar de rijzende zon. Wanneer de gelovigen voor de ochtendmis samen knielden in de beuk, straalde het licht door de ramen boven het altaar, de kleine, in de muren weggezonken boogvensters van de Romaanse kerkjes en de weelde van de gothische glastapijten. Getemperd of overweldigend lag de klaarte over het koor en leidde ogen en harten naar het altaar. En allen, de priester vooraan en de gelovigen achter hem, baden geschaard naar het licht, symbool van de goddelijke heerlijkheid.

De liturgische teksten bevestigden de symboliek, die tijdens het Misoffer haar hoogtepunt bereikte met het Sursum corda van de prefatie en het Sanctus. De hoogdagen legden hierop een bijzondere nadruk : Ad te levavi animam meam (Tot U verhef ik mijn ziel – introïtus van de eerste adventszondag); Lux fulgebit hodie super nos (Vandaag zal het licht over ons stralen – introïtus van de dageraadsmis op Kerstdag); Spiritus Domini replevit orbem terrarum (De Geest des Heren vervult het heelal – introïtus van de Pinkstermis); o Lux beatissima, reple cordis intima tuorum fidelium (o Licht vol zaligheid, vervul tot in de diepste kern het hart van Uw getrouwen – sequentie van de Pinkstermis).

Met achteloosheid voor de eenheid van kerkgebouw, geloof en biddende gemeenschap werd een diep geworteld gebedsgebruik neergehaald. Het oude altaar ligt verlaten onder de glasramen. Midden in het koor staat een tafel waar de priester 'het misgebeuren viert', gericht naar het volk. Men ruikt de improvisatie. Wat doen we met het kruis op het altaar? Richten wij het naar de priester? – maar dan kijken de aanwezigen op de rug van het kruishout. Of doen we het andersom en zetten wij de priester averechts. En wat met de kandelaars, en het missaal, en de bloemen voor de feestdagen?

Daar zitten ze te kijken naar een voorganger. Wat voor zin heeft de opheffing na de consecratie in deze vergadering van staande of zittende mensen, die met de symboliek van hun kerken ook de religieuze schroom verloren?

In vele kerken staan, zoals Guido Gezelle dichtte, de ramen "vol heiligen, gemiterd en gestaafd". Het zijn relieken uit de tijd toen het heilige vertrouwd en nabij was. Vanaf de aanvang van het christendom hebben naamloze kunstenaars gepoogd het onvatbare uit te drukken, – de verzonkenheid in God die de mens boven het lichamelijke verheft, in een onuitsprekelijke ingekeerdheid. In steen en hout – het hout van hun wouden, de eik, de beuk, de linde – sneden zij de eindeloos verscheiden uitbeelding van het heilige en maakten het aanschouwelijk voor het oog. Wie hun werken ziet, en het aanspreken van deze kunst in zich laat binnendringen, weet welke diepte aan inzicht de christenheid had vergaard.

Dat de resten hiervan werden weggehaald uit hun enige zinvolle context – de kerk, of de woning van de God zoekende mens – en terechtkwamen in musea, leert alles over de gang van de wereld in de laatste paar eeuwen. Bruusk, rond de tijd van de Renaissance, verdween de expressie van het bovenaardse uit de kunst, ook wanneer zij zich wijdde aan de uitbeelding van heiligenfiguren. Nog dragen zij de symbolen van hun heiligheid, maar de uitdrukking is aards geworden. De kunst leidt de mens niet langer naar God, omdat het geloof in het bovennatuurlijke afstierf.

Het was een eerste aanduiding van de omkeer, weg van het goddelijke naar het wereldse, een eerste, aanvankelijk amper vermoede stap naar de ontwijding, en de voorbode van de nieuwste beeldstormerij. Die verminkt niet meer, en slaat niet meer aan stukken. Zij veegt langzaam de tekens van de heiligheid weg uit het geheugen.

Niet alleen de naaktheid van de 'opgeruimde' tempels, – ook het overhoop halen van de kalender heeft het uitwissen mogelijk gemaakt. Talloze heiligen verdwenen van hun sinds mensenheugenis vertrouwde plaats en werden overgeheveld naar een nieuwe, voor de meesten onbekende datum. Of zij werden geschrapt omdat de wetenschap had uitgemaakt dat zij nooit hadden bestaan. Enkelen mochten blijven "wegens de volksdevotie", maar overigens hadden de kalenderhervormers niet veel respect voor een kinderlijk geloof dat aan legendarische heiligen een eigen, zinvolle werkelijkheid had gegeven, en ze had gemaakt tot bakens, tot een middel voor de mens om in de benauwenis van het leven zijn weg naar God te vinden.

Het was een psychologische blunder. De gelovige verdoolt in de oude missalen en brevieren, en legt deze nutteloos geworden boeken opzij. Stilaan vergeet hij dat eens de heiligen hem het hele jaar door, op vaste tijdstippen, de hemel in herinnering brachten.

Het geloof, dat een dwaasheid is voor de wereld en een ergernis voor het verstand, leeft nog. Nog smeult de wiek. Maar wat zal ervan overblijven, als men verder de eerbied uit de kerken blijft bannen?

Het goud heeft zijn glans verloren,
dof is het edel metaal,
en de stenen van het heiligdom liggen verspreid
op alle hoeken der straten.


Klaagliederen 4, 1

23 juli 2022

23 juli: Heilige Apollinaris, bisschop en martelaar

Apollinaris is waarschijnlijk nog in de Syrische stad Antiochië leerling geworden van de apostel Petrus. Zoals wij in de Handelingen van de Apostelen (11, 26) kunnen lezen, was Antiochië de stad waar Jezus’ volgelingen voor het eerst ‘christenen’ werden genoemd. Hij heeft Petrus vergezeld op zijn missiereis die hem uiteindelijk in Rome zou brengen. Vandaar heeft Petrus hem zelf aangesteld tot bisschop van de stad Ravenna met de opdracht in die omgeving het Evangelie te verkondigen.

Om te beginnen genas hij de zoon van zijn gastheer van blindheid. Van dat moment af werd hij steeds omringd door een kring luisteraars die benieuwd waren naar wat hij te vertellen had. Zo maakte hij bekeringen en doopte nieuwe gelovigen. Tenslotte ging dit alles keizer Vespasianus (69-79) te ver. Hij liet hem arresteren en martelen; uiteindelijk werd hij doodgeknuppeld.

In 549 werd zijn stoffelijk overschot verhoogd tot de eer der altaren, destijds een officiële heiligverklaring. Hij staat in biddende houding (armen gespreid: 'orante') in mozaïek afgebeeld in de apsis van de basiliek Sant’ Apollinare in Classe te Ravenna uit de zesde eeuw. Sinds de 13e eeuw heeft de Lambertikerk in de Duitse stad Düsseldorf een belangrijke Apollinarisreliek.

In het Romeinse Martyrologium wordt Apollinaris beschreven als 'een bisschop die, volgens de traditie, terwijl hij de diepe rijkdom van Christus verspreidde onder de volkeren, zijn kudde leidde als een goede herder en de Kerk van Classis, nabij Ravenna, vereerde met een glorierijk martelaarschap'.

16 juli 2022

16 juli: Onze Lieve Vrouw van de berg Karmel

Het feest van Onze Lieve Vrouw van de berg Karmel werd ingesteld in het jaar 1726. Het gedenkt de dag waarop de heilige Simon Stock, de eerste generale overste van de Karmelietenorde, een verschijning kreeg van Onze Lieve Vrouw op 16 juli 1251. Maria beloofde bijzondere zegen voor allen die in de loop der eeuwen haar scapulier zouden dragen. De Kerk heeft plechtig en herhaaldelijk deze Mariadevotie, ontstaan in Engeland, goedgekeurd, zodat de pausen aan allen die het scapulier dragen talrijke geestelijke voorrechten hebben verleend.

Onze Lieve Vrouw van de Berg Karmel is de patrones van de zeelieden. Zij is de veilige haven, waarin wij onze toevlucht moeten nemen te midden van alle stormen van het leven.

De devotie en verering van de Maagd van de berg Karmel gaat terug tot de oorsprong van de orde der Karmelieten: de oudste traditie van deze orde brengt die in verband met die kleine wolk die uit zee opsteeg, zo groot als de palm van een hand en die zichtbaar was vanaf de top van de Berg Karmel, terwijl de profeet Elia de Heer smeekte een einde te maken aan een lange periode van droogte. De wolk bedekte spoedig de hemel en bracht overvloedige regen over het land, dat al zo lange tijd uitgedroogd was. In die wolk vol weldaden zag men een beeltenis van Maria, die als schenkster van de Heiland aan de wereld de draagster was van het levendmakende water waarnaar heel de mensheid dorstte. Zij brengt ons voortdurend ontelbare weldaden.

Op 16 juli 1251 verscheen de allerheiligste Maagd aan de heilige Simon Stock, de generale overste van de Orde der Karmelieten: zij beloofde bijzondere genade en zegen voor hen die het scapulier zouden dragen. Deze devotie stortte over de wereld een waterrijke rivier van geestelijke en tijdelijke genaden uit. De Kerk heeft deze verschijning herhaaldelijk goedgekeurd met talrijke geestelijke voorrechten. Eeuwenlang hebben de christenen zich onder deze bescherming van Onze Lieve Vrouw gesteld, onder meer door het dragen van het heilig scapulier van de berg Karmel op hun borst. Er zijn veel uitstekende manieren om Maria te vereren, maar weinige hebben zo diep wortel geschoten bij de gelovigen, en weinige werden zo vaak door de pausen gezegend. Hoe moederlijk is bovendien het hieraan verbonden zaterdags privilege!

De heilige Maagd beloofde aan hen die tijdens hun leven en bij hun dood het scapulier droegen -- ofwel de gezegende medaille met het Heilig Hart en de Maagd van de Berg Karmel, die dezelfde rol vervult -- de genade om de 'volharding ten einde toe' te verkrijgen; dat wil zeggen, een bijzondere bijstand opdat degenen die niet in staat van genade verkeren, berouw krijgen in de laatste ogenblikken van hun leven. Aan deze belofte moet het zogeheten 'zaterdags privilege' worden toegevoegd; dit bestaat in de bevrijding uit het vagevuur op de zaterdag na de dood en vele andere genadegaven en aflaten. Waarlijk draagt Maria met moederlijke liefde zorg voor de broeders van haar Zoon die nog op pelgrimstocht zijn en in gevaren en angsten verkeren, totdat zij het gezegend vaderland bereiken... Laten wij daarom dagelijks vele malen tot haar gaan, opdat zij ons mag helpen en beschermen. Juist het scapulier kan ons dikwijls eraan herinneren, dat wij toebehoren aan onze Moeder in de hemel en dat zij ons toebehoort, want wij zijn haar kinderen, voor wie zij zich zozeer heeft ingespannen.

In deze devotie brengen wij een bijzondere toewijding aan Onze Lieve Vrouw van onszelf en al het onze tot uiting, want in de verschijning van de allerheiligste Maagd en de overhandiging van het scapulier aan de heilige Simon Stock openbaart de Moeder van God zich als Vrouwe van de genade; en tegelijk als allerbeminnelijkste Moeder, die haar kinderen tijdens hun leven en bij de dood beschermt.

Het christenvolk heeft de Maagd van de Berg Karmel met name door het heilig scapulier vereerd als de Moeder van God en onze Moeder, die zich aan ons toont met deze geloofsbrieven: 'Tijdens het leven bescherm ik; bij de dood help ik; en na de dood red ik'. Zij is ons leven, onze zoetheid en onze hoop, zoals wij zo vaak tot haar zeggen bij het bidden van het Salve Regina.

De devotie tot het heilig scapulier van de Berg Karmel toont ons aan, dat wij zeker kunnen zijn van de moederlijke bijstand van de Maagd. Zoals men trofeeën en medailles gebruikt om betrekkingen van vriendschap, herinnering of zege aan te duiden, zo geven wij een innige betekenis aan het scapulier om ons heel vaak te herinneren aan onze liefde voor de Maagd en aan haar gezegende bescherming. Zij neemt ons bij de hand en leidt ons, alle dagen van ons leven hier op aarde, over een veilige weg, zij helpt ons moeilijkheden en bekoringen te overwinnen: zij laat ons nooit in de steek, want zij is gewoon hen te begunstigen die zich onder haar bescherming willen stellen.

Eens komt voor ons het uur van onze definitieve ontmoeting met de Heer. Dan zullen we meer dan ooit haar bescherming en bijstand nodig hebben. De devotie tot de Maagd van de Berg Karmel en tot haar heilig scapulier is een onderpand van hoop op de hemel, want de allerheiligste Maagd zet haar moederlijke bescherming voort tot over de dood heen. Dit voorrecht vervult ons van troost. Maria leidt ons naar die eeuwige toekomst; zij doet ons ernaar verlangen en deze ontdekken; zij schenkt ons haar hoop, haar zekerheid, haar verlangen. Bemoedigd door zulk een stralende werkelijkheid, met onuitsprekelijke vreugde, verandert onze nederige en vermoeiende pelgrimstocht op aarde, verlicht door Maria, in een veilige weg -- iter para tutum -- naar het paradijs. Daar zullen wij, met Gods genade, haar mogen zien.

In 1605 werd kardinaal De Medici tot paus gekozen; hij nam de naam van Leo XI aan. Toen men hem bekleedde met de pauselijke gewaden, wilde men hem een groot scapulier van de Berg Karmel afnemen, dat hij onder zijn kleding droeg. Toen sprak de paus tot hen die hem hielpen met kleden: "Laat mij Maria houden, opdat Maria mij niet in de steek laat." Ook wij willen haar niet in de steek laten, want wij hebben haar ten zeerste nodig. Daarom dragen wij altijd haar scapulier. En wij zeggen thans tot haar dat wij ons in haar armen leggen, wanneer ons laatste uur gekomen is. Zo dikwijls hebben wij haar gevraagd voor ons te bidden 'nu en in het uur van onze dood', dat zij dat niet zal vergeten!

Tijdens zijn bezoek aan Santiago de Compostela wenste paus Johannes Paulus II allen toe: "Dat de Maagd van de Berg Karmel [...] u altijd moge vergezellen. Moge zij de ster zijn die u leidt, die nooit uit uw horizon zal verdwijnen. Dat zij u tot God moge leiden, naar de veilige haven." Aan haar hand zullen wij voor het aanschijn van haar Zoon treden. En als er in ons nog iets gezuiverd zou moeten worden, dan zal zij het moment bespoedigen waarop wij, geheel en al gereinigd, God kunnen zien.

Oudtijds werd de Maagd van de berg Karmel afgebeeld met aan haar voeten een groep van zielen in de vlammen van het vagevuur, om haar bijzondere voorspraak aan te geven in dit oord van loutering. "De Maagd is goed voor hen die in het vagevuur verblijven, want door haar verkrijgen zij verlichting", predikte de heilige Vincentius Ferrer dikwijls. Haar liefde zal ons helpen ons in dit leven te zuiveren om direct na de dood bij haar Zoon te zijn.

Het scapulier is ook het teken van het bruidskleed, de goddelijke genade die de ziel altijd moet kleden. In een toespraak tot jongeren in een parochie te Rome, gewijd aan de Maagd van de berg Karmel, maakte paus Johannes Paulus II vertrouwelijk gewag van de bijzondere hulp en bijstand die hij had gekregen van zijn devotie tot de Maagd van de berg Karmel. "Ik moet jullie zeggen", legde hij hun uit, "dat zij mij heeft geholpen in mijn jeugdjaren, toen ik nog zo was als jullie nu. Ik zou niet kunnen zeggen in welke mate, maar ik denk in enorm grote mate. Zij heeft mij geholpen om de genade te vinden die bij mijn leeftijd hoorde, bij mijn roeping." En hij voegde eraan toe: "de opdracht van de Maagd, die voorafgebeeld is en zijn begin heeft op de Berg Karmel, in het Heilige Land, is verbonden aan een kleed. Dit kleed heet het heilig scapulier. Ik heb in mijn jeugdjaren veel aan dit scapulier van de Karmel te danken. Dat de moeder altijd bezorgd is, zich bekommert om de kleren van haar kinderen, dat ze er netjes opstaan, dat is iets moois. Maar als die kleren stuk gaan, probeert de moeder de kleren van haar kinderen te herstellen. De Maagd van de Karmel, de Moeder van het heilig scapulier, spreekt ons over deze moederlijke zorg, over haar bezorgdheid om ons te kleden. Ons te kleden in geestelijke zin. Ons te bekleden met de genade van God en ons te helpen dit kleed altijd smetteloos te houden." De paus maakte melding van het witte kleed dat de doopleerlingen uit de eerste eeuwen droegen, als symbool van de heiligmakende genade die zij bij het doopsel ontvingen. Daarna spoorde hij hen aan om de ziel altijd rein te houden en besloot: "Weest ook jullie bezorgd, in samenwerking met de goede Moeder die zich om jullie kleren bekommert, en heel bijzonder om het kleed van de genade, dat de ziel van haar zonen en dochters heiligt." Dat kleed waarin wij ooit op het bruiloftsmaal zullen verschijnen.

Het scapulier van de Karmel kan een machtige hulp zijn om onze Moeder in de hemel nog meer te beminnen, een bijzondere herinnering aan het feit, dat wij aan haar zijn toegewijd en in ogenblikken van nood, te midden van bekoringen, op haar hulp kunnen rekenen. Zij is ons zeer nabij en dat stelt ons in staat sterk te zijn. Met de woorden van het Graduale voor het feest van vandaag, bidden wij tot Onze Lieve Vrouw: Recordare Virgo Mater... ut loquaris pro nobis bona. Herinner u, Maagd en Moeder van God, wanneer gij voor het aanschijn van de Heer staat, dat gij dan goede dingen over ons tot Hem spreekt, ook in die dagen dat wij niet zo trouw geweest zijn als God van Zijn kinderen verwacht.

12 juli 2022

Bijeenkomst Legioen Kleine Zielen op woensdag 13 juli

De gebedsgroep Amsterdam van het Legioen Kleine Zielen van Jezus’ Barmhartig Hart komt elke tweede woensdag van de oneven maanden (januari, maart, mei, juli, september en november) bijeen in onze kerk en pastorie; de eerstvolgende bijeenkomst is op woensdag 13 juli. Het programma is als volgt:
11.00 uur: Gelezen H. Mis
11.45 uur: Lof
12.30 uur: Voortzetting van de conferentie van Z.E.H. Luc Vanstraelen (†) met de titel 'En zie, het Licht komt tot u... Gaat ge het ontvangen zoals het hoort?' (slot) in de pastorie met koffie en thee (tot circa 14.00 uur).

Een ieder is van harte uitgenodigd om kennis te komen maken en te komen meebidden met de gebedsgroep. Niemand is te groot of te klein, wij zijn allemaal aan het oefenen. Voor meer informatie kunt u terecht op de website van het legioen.

9 juli 2022

9 juli: Heilige Martelaren van Gorcum (1572-2022: 450 jaar)

Heilige Martelaren van Gorcum, bidt voor ons
en voor de bekering van ons land.

De geschiedenis van de Martelaren van Gorcum speelde zich af ten tijde van de opstand tegen Spanje. Een strijd voor onafhankelijkheid, maar er liepen ook religieuze stellingnamen doorheen die verhard waren aan de vooravond van de Tachtigjarige Oorlog. De Beeldenstorm raasde in 1566 door de Nederlanden. In 1567 stelde Alva de gehate Raad van Beroerten in, die de opstandelingen en beeldenstormers streng berechtte.

Op 1 april 1572 werd Brielle ingenomen door de watergeuzen, onder aanvoering van Lumey. Door dit succes kreeg de opstand voet aan de grond in de noordelijke Nederlanden. Vooral de clerus en de katholieke godsdienst waren het mikpunt van de geuzen. Kloosters werden gesloten. In verschillende plaatsen werden priesters en religieuzen vermoord. Velen van hen zochten daarom een veilig heenkomen als de geuzen in aantocht waren.

Toen de geuzenvloot op 26/27 juni Gorcum innam, werd een groepje geestelijken gevangen genomen. Bijna twee weken lang werden ze gefolterd, getreiterd en verleid om hun geloof in de werkelijke aanwezigheid van Christus in het Allerheiligst Sacrament en hun trouw aan het opperste leergezag in de Kerk, de Paus, af te zweren. Op 5 juli 1572 werden ze per vrachtschuit naar Brielle vervoerd waar Lumey hen opwachtte. Bij hun gezelschap kwamen nog vier priesters van andere plaatsen. In totaal waren ze toen met 23. Bij de verhoren in Brielle vielen drie van hen af, bij de terechtstelling nog een.

In de nacht van 9 juli zijn ze naar Rugge gebracht, even buiten Brielle naar een klooster dat in april al gesloten was. Daar zijn de 19 martelaren opgehangen aan de balken van de turfschuur. Hun geschiedenis is goed bekend omdat iemand uit Gorcum die familie was van een van hen de gebeurtenissen van dichtbij heeft meegemaakt, daarbij nog getuigenissen van anderen verzameld heeft en daarover een boek geschreven. Zo weten we van al deze mensen de namen, waar ze vandaan kwamen, en wat ze deden. En van de meesten ook hun levensloop en leeftijd.

Het gaat om de volgende negentien heiligen:
- Adriaan Janszen van Hilvarenbeek
- Andries Woutersz
- Antonius van Hoornaar ofm
- Antonius van Weert ofm
- Claes Pieck ofm
- Claes van Poppel
- Cornelis van Wijk
- Dirk van der Eem
- François de Roye ofm
- Govaert van Duynen
- Govaert van Melver ofm
- Jacques Lacops o.praem.
- Jan van Hoornaar op
- Jan Lenaertsz van Oisterwijk, augustijner koorheer
- Jeronymus van Weert ofm
- Lenaert van Vechel
- Nicasius van Heeze ofm
- Pieter van Assche ofm
- Willehad de Deen ofm

In de 19e eeuw hebben katholieken de grond gekocht, er een houten kapel gebouwd en een binnenplaats, het zogenaamde martelveld. Later is er een grote stenen kerk gezet. Op het martelveld zijn met een betonnen rand de omtrekken van de turfschuur aangegeven. In de kerk staat een reliekschrijn met beenderen van deze mensen. Al heel lang trekken gelovigen naar deze plaats om er te bidden en de gedachtenis van de martelaren in ere te houden.

Op 14 november 1675 werden de martelaren door paus Clemens X zalig verklaard. Bijna tweehonderd jaar later, op 29 juni 1867, volgde de heiligverklaring door paus Pius IX.

Ieder van hen wordt afgebeeld in de passende geestelijke kledij en met een strop om de hals; soms met kelk of monstrans in de hand (teken van hun geloof in het Altaarsacrament).

5 juli 2022

Van de pastoor: Gezalfde priesterhanden dragen het smetteloze Offer van het nieuwe verbond aan God op, waardoor het heil in deze wereld onder de mensen verspreid wordt

Beminde gelovigen,

Inmiddels is voor de meesten van u de vakantietijd aangebroken. In de parochie betekent dat geenszins dat het stil gaat worden. Het is al enkele jaren traditie dat wij een religieus getinte familievakantie voor de gezinnen in onze parochie organiseren. Die vindt dit jaar plaats van 22 tot en met 28 juli met een recordaantal deelnemers (100 personen). Pater P. Hagenbeek en vijf seminaristen gaan deze vrije tijd liturgisch en pastoraal begeleiden. Wij hopen en bidden dat de gezinnen en de jonge mensen hierdoor sterker met elkaar verbonden worden, dat zij de kracht zullen vinden om in deze verwarde tijden het leven in de genade te verstevigen en dat er goede vriendschappen zullen ontstaan op het fundament van onze heilige godsdienst.

Op zondag 17 juli zal de Hoogmis worden opgedragen door een van onze nieuwe priesters uit Wigratzbad. Pater Daniel Bruckwilder FSSP (foto) is op 18 juni in Türkheim (Beieren, Duitsland) tot priester gewijd door mgr Wolfgang Haas, aartsbisschop van Vaduz (Liechtenstein). Het is een grote genade om de heilige Mis van een neomist te kunnen bijwonen. Aan de neomistenzegen, die aansluitend op de heilige Mis gegeven zal worden, is een volle aflaat verbonden (onder de reguliere voorwaarden). Het is gebruikelijk na ontvangst van de zegen de handen van de nieuw gewijde te kussen, als teken van eerbied dat de gezalfde handen nu het smetteloze Offer van het nieuwe verbond aan God opdragen en daardoor het heil in deze wereld onder de mensen verspreid wordt. Ik hoop dat u allen aanwezig zult zijn om God te danken voor deze nieuwe priester en zijn zegen te ontvangen.

Pater Bruckwilder is een van de 15 nieuwe priesters die dit jaar voor de priesterbroederschap Sint Petrus gewijd worden. Op 27 mei vonden zeven wijdingen plaats in Lincoln (Verenigde Staten), op 18 juni twee wijdingen in Duitsland en op 2 juli zes anderen in Lescar, Frankrijk. Zij worden allen in uw gebeden aanbevolen.

Vooruitblik: Op zondag 23 oktober a.s. zal de Bisschop van Haarlem-Amsterdam het heilig sacrament van het Vormsel in onze kerk toedienen. Kandidaten die zich hiervoor nog niet hebben aangemeld kunnen dat doen bij ondergetekende.

Met mijn priesterlijke zegen,
Pater M. Kromann Knudsen FSSP, pastoor

2 juli 2022

Arts en ethicus Calum Miller: De waarheid over abortus

De uitspraak van het Hooggerechtshof in de Verenigde Staten, dat vorige week, op het feest van het Heilig Hart van Jezus, een einde maakte aan het valse recht op abortus in alle Amerikaanse staten, wakkert ook in ons land de moordlust verder aan. Vandaag is er op de Dam in onze hoofdstad een demonstratie waarin door duistere groeperingen nóg bredere - en gratis, dat wil zeggen: door ons allen betaalde - toegang tot abortus wordt geëist. Ze doen dat op het feest van Maria Visitatie, de dag waarop de Hemel zelf getuigenis aflegt van de waarde van het leven in de moederschoot. Bij de groet van Maria sprong het kind Johannes op in de schoot van zijn moeder Elisabeth.

In onderstaande video legt de Britse arts en ethicus Calum Miller nog eens uit wat er bij een abortus gebeurt en waarom het hier om het doden van onschuldig, kwetsbaar menselijk leven gaat. Het doden van tienduizenden kinderen per jaar, alleen al in Nederland, is een misdaad tegen God en tegen de menselijkheid.

2 juli: Onze Lieve Vrouw Visitatie, feest

Nadat Maria van de engel Gabriël te horen heeft gekregen dat zij zwanger zal worden van Jezus, door de Heilige Geest, gaat zij met spoed op weg naar het bergland, waar haar oudere nicht Elisabeth woont.

Wij lezen over hun ontmoeting in het eerste hoofdstuk van Lucas' Evangelie. Elisabeth stamde af van de hogepriester Aäron en was getrouwd met de priester Zacharias uit de klasse van Abia. Zij waren rechtvaardig in Gods ogen, maar hun huwelijk was kinderloos gebleven. Toen Zacharias de dienst had in de tempel, verscheen hem naast het wierookaltaar de engel Gabriël met de boodschap, dat hij en zijn vrouw op hun oude dag toch nog een zoon zouden krijgen. Er was een grote toekomst voor de jongen weggelegd: hij zou in de geest van Elia de weg bereiden voor de komst van de Messias. Maar Zacharias vroeg waaraan hij dat allemaal zou kunnen zien. Daarop antwoordde de engel, dat hij, Zacharias, geen woord meer zou kunnen uitbrengen, tot het zover zou zijn.

Het volk had al die tijd buiten staan wachten. En toen het zag dat de priester zich alleen nog maar met gebaren kon uiten, begreep het dat hij een verschijning gehad moest hebben. Hij ging naar huis en na enige tijd raakte zijn vrouw Elisabeth inderdaad in verwachting.

Toen zij zes maanden zwanger was, kreeg zij bezoek van haar nichtje Maria uit Nazareth. Zodra zij de klank van haar stem hoorde, reageerde het kind in haar schoot. Dat beschouwde zij als een teken van God. In een oogwenk begreep zij dat Maria ook een kind verwachtte, dat een nog grotere opdracht van God had ontvangen, en zij riep uit: 'Gij zijt de meest gezegende onder de vrouwen, en gezegend is het Kind in uw schoot! Waaraan heb ik het te danken, dat de moeder van mijn Heer naar mij toekomt...?'

Maria jubelde daarop haar grote lofzang uit, het magnificat.

Hoog verheft nu mijn ziel de Heer,
verrukt is mijn geest om God, mijn Verlosser,
Zijn keus viel op Zijn eenvoudige dienstmaagd,
van nu af prijst ieder geslacht mij zalig.
Wonderbaar is het wat Hij mij deed,
de Machtige, groot is Zijn Naam!
Barmhartig is Hij tot in lengte van dagen
voor ieder die Hem erkent.
Hij doet Zich gelden met krachtige arm,
vermetelen drijft Hij uiteen,
machtigen haalt Hij omlaag van hun troon,
eenvoudigen brengt Hij tot aanzien;
Behoeftigen schenkt Hij overvloed,
maar rijken gaan heen met lege handen.
Hij trekt Zich Zijn dienaar Israël aan,
Zijn milde erbarming indachtig;
zoals Hij de vaderen heeft beloofd,
voor Abraham en zijn geslacht voor altijd.

Maria en Elisabeth zijn samen patrones van de houtzagers, omdat de bewegingen die zagers maken, als zij getweeën een boom omzagen, in de verte lijken op de bewegingen die behoren bij de begroeting van de twee vrouwen.

Hieronder volgt het Magnificat, gecomponeerd door J.S. Bach; dirigent is Nikolaus Harnoncourt.