Aan de verschijningen van de heilige maagd Maria aan de drie herderskinderen Lucia, Jacinta en Francisco, in Fatima, waarvan de eerste op 13 mei 1917 plaatsvond, gingen verschijningen van een engel vooraf. Deze engel van Fatima leerde hun bidden, en knielde daarbij niet alleen zelf neer, maar raakte ook met zijn voorhoofd de grond. Dat mag voor ons een aanwijzing zijn met welk een grote eerbied wij ons gebed moeten verrichten, opdat het niet door routine tot een louter lippengebed wordt.
De engel onderrichtte de kinderen: "Bid op deze wijze. De Harten van Jezus en Maria hebben aandacht voor de stem van jullie smeekbeden":
Mijn God, ik geloof in U, ik aanbid U, ik hoop op U en ik bemin U. Ik vraag U vergiffenis voor hen die niet geloven, niet aanbidden, niet hopen en U niet beminnen.
Allerheiligste Drie-eenheid, Vader, Zoon en Heilige Geest, ik offer U op het kostbaar Lichaam en Bloed, de Ziel en de Godheid van Jezus Christus, tegenwoordig in alle tabernakels van de wereld, tot eerherstel voor de beledigingen, heiligschennissen en onverschilligheden, waardoor Hij beledigd wordt. Om de oneindige verdiensten van Zijn Allerheiligst Hart en van het Onbevlekt Hart van Maria vraag ik U de bekering van de arme zondaars.
Maria sprak tot de kinderen onder meer:
"Mijn Onbevlekt Hart zal jouw toevlucht zijn en zal je naar God leiden." en "Bidt elke dag een rozenhoedje voor de vrede in de wereld en de bekering van de zondaars."