In die tijd zei Jezus tot Nikodemus: "Nooit is er iemand naar de hemel opgeklommen; tenzij Hij Die uit de hemel is neergedaald, de Zoon des Mensen. En deze Mensenzoon moet omhoog worden geheven zoals Mozes eens de slang omhoog hief in de woestijn, opdat eenieder die gelooft in Hem eeuwig leven zal hebben. Zozeer immers heeft God de wereld lief gehad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat alwie in Hem gelooft niet verloren zal gaan maar eeuwig leven zal hebben. God heeft Zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered." (Joh. 3, 13-17)
Epistel
Filipp. 2, 5-11
Broeders, laat in u dezelfde gezindheid leven, die er was in Christus Jezus, Daar Hij goddelijk was van wezen, was het voor Hem niet onrechtmatig aan God gelijk te willen zijn; maar toch heeft Hij Zichzelf vernietigd, door het wezen aan te nemen van een slaaf, door gelijk te worden aan de mensen, en uiterlijk te zijn al een mens. Hij heeft Zichzelf vernederd door gehoorzaam te worden tot de dood, ja zelfs tot de dood aan het kruis. Maar daarom ook heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam gegeven, die iedere naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus iedere knie zich buige, in de hemel, op de aarde of onder de aarde, en iedere tong belijde, dat Jezus Christus, de Heer, in de glorie is van God de Vader.
Evangelie
Joh. 12, 31-36
In die tijd sprak Jezus tot de scharen der joden: Nu is het oordeel voor de wereld gekomen; nu zal de vorst dezer wereld buiten geworpen worden. En als Ik van de aarde omhoog geheven ben, zal Ik alles tot Mij trekken. (Dit nu zei Hij, om aan te geven, welke dood Hij zou sterven.) Het volk gaf Hem ten antwoord: Wij hebben uit de Wet vernomen dat de Christus blijft in eeuwigheid; hoe kunt Gij dan zeggen: de Mensenzoon moet omhoog geheven worden? Wie is dan die Mensenzoon? Toen sprak Jezus tot hen: Nog een korte tijd hebt gij het licht bij u. Wandelt, zolang gij het licht nog hebt, opdat de duisternis u niet overvalt; want wie in de duisternis wandelt, weet niet, waar hij heengaat. Gelooft in het licht, zolang gij het licht hebt, om aldus kinderen van het licht te zijn.
Overweging
Het feest van Kruisverheffing gaat terug op de inwijding van de Heilig Grafkerk in Jeruzalem in het jaar 335. Tijdens deze inwijding werd het heilig Kruis getoond aan het gelovige volk. De kerk van het Heilig Graf werd gebouwd in opdracht van Sint Helena, de moeder van Constantijn de Grote, op de plaats waar zeer waarschijnlijk het lichaam van Christus tussen kruisdood en verrijzenis te rusten was gelegd, meer bepaald op de plaats van de gevonden grafkelder, achter Golgotha. Tijdens het jaarlijkse kerkwijdingsfeest werd het kruis, waaraan Jezus geleden had, aan het volk getoond.
Het Kruis werd door Helena gedeeld: een deel bleef in Jeruzalem en twee andere delen schonk zij aan Constantinopel en Rome. Vooral vanaf de kruistochten ontstond een onstuitbare verspreiding van kruisrelieken en zo werd het feest van de Kruisverheffing gevierd op de plaatsen waar de relieken terecht kwamen.
De Regel van Benedictus (41, 6-8) laat naar oude kerkgebruiken bij het feest van Kruisverheffing de kleine vasten beginnen, die uitloopt in de grote vasten. Bijgevolg is dit feest in de Benedictijnse traditie van bijzonder belang en hebben kloosterordes uit deze traditie, zoals de Cisterciënzers en de Trappisten, een rol gespeeld in de verspreiding van het feest in Europa. Het tonen van het Kruis als teken van verlossing door Christus verspreidde zich zo over de gehele Kerk.
Katholieken en orthodoxen vereren het Kruis van Golgotha, omdat daarop de Verlossing tot stand werd gebracht. De verheffing van het Kruis is het tonen van Jezus als Heiland. Door Zijn sterven werd de dood vernietigd.