Gedachtenis: Tweeëntwintigste zondag na Pinksteren
Epistel
Apok. 21, 2-5
In die dagen zag ik de heilige stad - een nieuw Jeruzalem - afdalen uit de hemel van bij God, toegerust als een bruid, die zich heeft opgetooid voor haar man. Dan hoorde ik een luide stem spreken vanaf de troon: Dit is de woonplaats van God met de mensen, want Hij zal met hen samenwonen. En zij zullen Zijn volk zijn, en Hij, God met hen, zal hun God zijn. Dan zal God alle tranen afwissen uit hun ogen, en de dood zal er niet meer zijn; geen rouw meer, en geen geschrei of smart; want het vroegere is nu voorbij. En Hij, Die op de troon zat, zei: Alles maak Ik nieuw.
Evangelie
Lc. 19, 1-10
In die tijd ging Jezus Jericho binnen en trok de stad door; en zie, daar woonde een man, met name Zacheus; en deze was een overste van de tollenaars, en hij was rijk. En hij verlangde Jezus te zien, wat dat voor iemand was; maar hij kon dit niet vanwege de toeloop van volk, want hij was klein van gestalte. Daarom liep hij vlug vooruit, en klom in een vijgeboom, om Hem te kunnen zien; want Hij zou daar voorbijkomen. Toen Jezus nu bij die plaats gekomen was, keek Hij naar boven, en zag hem; en Hij sprak tot hem: Zacheus, kom vlug naar beneden; want vandaag moet Ik in uw huis Mijn intrek nemen. En hij haastte zich om naar beneden te komen, en ontving Hem vol vreugde. En allen zagen dat, en zij morden onder elkander: Hij gaat binnen bij een zondig mens! Zacheus echter stond daar, en zei tot de Heer: Zie, Heer, de helft van mijn vermogen geef ik aan de armen, en als ik iemand te kort gedaan heb, zal ik het vierdubbel teruggeven. Jezus sprak tot hem: Heden is er zegen gekomen over dit huis; want ook deze is een zoon van Abraham. De Mensenzoon toch is gekomen, om te zoeken en te redden, wat verloren was.
Overweging
De Aartsbasiliek van de Allerheiligste Verlosser in Rome is beter bekend als de Sint Jan van Lateranen. Volgens een inscriptie op de voorgevel is zij ‘De Moeder en het Hoofd van alle Kerken in de Stad en van de hele Wereld’. Zij gaat terug op een geschenk van keizer Constantijn en zijn familie.
In de 2e eeuw vóór Christus behoorde het terrein waar de huidige kerk op staat toe aan de senatorenfamilie van de Plautii. Een vooraanstaand lid van deze familie, Plautus Lateranus, was in 65 door keizer Nero terechtgesteld vanwege diens vermeende aandeel in de samenzwering van Gaius Calpurnius Piso tegen de keizer. Het paleis werd geconfisqueerd en tot keizerlijk domein verklaard. Septimius Severus gaf het weer terug aan de nabestaanden van de Plautii.
Toen in de 4e eeuw een verre afstammelinge, Fausta, huwde met keizer Constantijn, behoorde het tot haar bruidschat. Zo kwam het terrein in het bezit van Constantijn. Hij schonk het aan de toenmalige paus Silvester († 335) met de bedoeling dat er de eerste christelijke basiliek zou verrijzen. Met de bouw ervan werd begonnen in 323; het jaar daarop kon de kerk worden ingewijd. Zij was toegewijd aan Jezus Zelf: de Allerheiligste Verlosser. In de 12e eeuw kwamen daar Johannes de Doper en Johannes de Evangelist bij. Sindsdien staat de kerk bekend onder de naam Sint-Jan-van-Lateranen.
De eerste kerk had de vorm van een basiliek. Het moet een imposant gebouw geweest zijn. Het was in ieder geval zo mooi en rijk versierd dat het de bijnaam 'Gouden Basiliek' (basilica aurea) kreeg. In de loop der eeuwen is de kerk herhaaldelijk verwoest, geplunderd en weer opgebouwd. Het huidige gebouw gaat terug op 11e en 12e eeuw, met restanten uit vroeger tijden.
De basiliek is de belangrijkste kerk ter wereld. Daar staat immers de Stoel van Sint Petrus, die zoals de H. Ignatius van Antiochië schreef 'het hoofd is van de gehele liefdesgemeenschap'. Om die reden wordt haar wijdingsdag in de gehele Kerk als feest gevierd.



