11 september 2011

Preek voor de dertiende zondag na Pinksteren

Epistel
Gal. 3, 16-22
Broeders, aan Abraham werden de beloften aangekondigd, en aan zijn zaad. Er staat niet: "en aan zijn nazaten", alsof er sprake was van velen; maar als van één: "en aan uw zaad" - en dat is Christus. Nu is dit mijn bedoeling: een wilsbeschikking, die door God Zelf rechtsgeldig is tot stand gekomen, wordt door de Wet, die vierhonderdendertig jaar later is ontstaan, niet ongedaan gemaakt, zodat de belofte niet meer van kracht zou zijn. Niettemin, als de erfenis voortvloeit uit de Wet, wordt zij niet verkregen krachtens belofte. En toch, aan Abraham heeft God Zijn gunst bewezen door belofte. Waarvoor diende dan de Wet? - Omwille van de overtredingen werd zij gegeven, totdat het zaad zou komen, waaraan Hij de belofte verbonden had; en zij werd uitgevaardigd door engelen door tussenkomst van een middelaar. Een middelaar nu treedt niet op bij één persoon. God echter is één. Is de Wet dus in strijd met Gods belofte? – Volstrekt niet; want indien er een wet gegeven was, die bij machte was het leven mee te delen, dan zou inderdaad de gerechtigheid voortkomen uit de Wet. Maar de Schrift heeft nu eenmaal alles onder de macht van de zonde gesteld, opdat de belofte aan degenen, die geloven, in vervulling zou gaan door het geloof in Jezus Christus.

Evangelie
Lc. 17, 11-19
In die tijd trok Jezus op Zijn reis naar Jeruzalem door het grensgebied van Samaria en Galilea. En toen Hij een zeker dorp wilde binnengaan, kwamen er tien melaatsen naar Hem toe, die op een afstand bleven staan en met luider stem riepen: Jezus, Meester, heb medelijden met ons. En zodra Hij hen zag, sprak Hij: Gaat heen en vertoont u aan de priesters! Nu geschiedde het, dat zij onderweg gereinigd werden. En een van hen ging terug, zodra hij bemerkte, dat hij gereinigd was, terwijl hij God verheerlijkte met luider stem; en hij wierp zich op zijn aangezicht neder aan Zijn voeten en dankte Hem. En deze was een Samaritaan. En Jezus nam het woord en zei: Zijn er geen tien genezen? Waar blijven dan de negen anderen? Niemand is er gevonden, die terugkeerde en eer gaf aan God, behalve deze vreemdeling! En Hij sprak tot hem: Sta op en ga heen; want uw geloof heeft u redding gebracht.

Preek
In het Evangelie over de tien melaatsen, die door Jezus worden genezen maar van wie er slechts één terugkomt om God te danken, zien wij bij uitstek een beeld van de Kerk. Wij, die door Gods genade deel uitmaken van Zijn uitverkoren volk, de Kerk, zijn namelijk door het doopsel daarvan deelgenoot geworden, en wij zijn door hetzelfde bad van de wedergeboorte gereinigd van de melaatsheid van de zonde. Maar zoals in het Evangelie is ook vandaag het grootste deel van de genezen mensen weggebleven; slechts enkelen blijven God danken voor Zijn weldaden. Van alle gedoopten komt maar een enkeling zondag na zondag om God te verheerlijken, als in deze kerk het Offer van verzoening en het Onderpand van ons eeuwig leven opgedragen wordt. Waar blijft de rest? Waarom blijven zij weg?

Beminde gelovigen, het wel of niet komen om God te verheerlijken heeft te maken met de ware of de foute liefde. De ware liefde gaat uit naar God als het hoogste Goed en verlangt ernaar om alles voor Hem te doen. Daarvoor komen gelovigen ook naar de heilige Mis, om zich met het Offer van Christus te verenigen en daardoor het eigen leven te geven in het ene offer dat God welgevallig is, en dat ons toegang verschaft tot de eeuwigheid. De anderen, die wegblijven van de verschuldigde Godsverheerlijking, hebben zichzelf lief. Zij willen God niet dienen maar wel Zijn gaven ontvangen voor het tijdelijke en het wereldse. Hun liefde is fout omdat ze alleen maar draait om het eigen ‘ik’. Daarmee beantwoorden zij niet aan hun hoogste roeping en doel: om door de verheerlijking van God het eeuwig leven te ontvangen.

In de moderne, na-conciliaire Kerk wordt er veel gesproken over een goed mens zijn, en om er te zijn voor de ander, over respect en tolerantie. Maar daardoor is nog niemand in de hemel gekomen. Onze eerste verplichting, als gedoopten, is God te dienen en lief te hebben. Alleen door Gods liefde is ook een ware dienst aan de naaste mogelijk, omdat deze dienst in de waarheid moet bestaan, en tot doel moet hebben om de naaste bij God te brengen.

De commotie in de afgelopen weken rond de pastoor die een euthanasie-zelfmoordenaar niet kon begraven, laat duidelijk zien dat vele gedoopten tegenwoordig geen belang meer hechten aan de waarheden van God, en dat de Kerk alleen maar wordt gebruikt om de eigen belangen te legitimeren. Zo was het ook bij de negen melaatsen die wegbleven. Ook zij volgden hun eigen belang. Alleen hij die God dankte, en een vreemdeling was, werd om zijn geloof geprezen, en krijgt de toezegging van eeuwig leven. Ook de pastoor die het geweten van de Kerk volgt, is vandaag een vreemdeling in deze maatschappij van zelfzucht en plezier; hij plaatste de verheerlijking van God boven de zelfverheerlijking van de mens.

Als wij een algemene les kunnen trekken uit het Evangelie van vandaag, beminde gelovigen, dan is het dat God in alles centraal moet staan. Concreet betekent dat dat wij Zijn Wil boven onze eigen wil plaatsen, en dat Zijn Wil hoger is dan de wil van het moment of de waan van de dag. Wij moeten begrijpen dat Hij de enige Waarheid is, en dat wij Zijn waarheid leren kennen door de prediking van de Kerk. Wij moeten begrijpen dat Hij ons bevrijdt uit onze melaatsheid van zonde, en dat wij Hem alleen kunnen danken door naar Hem te luisteren, en het voorbeeld uit het Evangelie van vandaag te volgen. Amen.