21 augustus 2011

Preek voor de tiende zondag na Pinksteren

De farizeeër en de tollenaar

Epistel
1 Kor. 12, 2-11
Broeders, gij weet het: toen gij nog heidenen waart, hebt gij u blindelings laten leiden naar de stomme afgoden. Daarom vestig ik er uw aandacht op, dat niemand, die spreekt door de Geest van God, zegt: Jezus zij vervloekt; evenzo kan niemand zeggen: Jezus is de Heer, tenzij door de Heilige Geest. Wel is er verschil van genadegaven, maar het is dezelfde Geest; en er is verschil van bediening, maar het is dezelfde Heer, en er bestaat verschil van werking, maar het is dezelfde God, Die alles in allen werkt. Aan een ieder wordt de zichtbare werking van de Geest gegeven, om er nut mee te stichten. Aan de een wordt door de Geest gegeven een woord van wijsheid; aan de ander een woord van kennis krachtens dezelfde Geest; aan een derde, in dezelfde Geest, geloof; aan een ander een gave van genezingen, in de éne Geest; aan een ander het werken van wonderen, aan een ander profetengave, aan een ander de onderscheiding der geesten; aan een ander het spreken van verschillende talen, aan een ander de vertolking van die talen. Maar dat alles bewerkt de éne en dezelfde Geest, Die aan een ieder toedeelt, zoals Hij wil.

Evangelie
Lc. 18, 9-14
In die tijd hield Jezus de volgende gelijkenis voor aan sommigen, die voor zichzelf de overtuiging hadden, dat zij rechtvaardig waren en daarom op de anderen met minachting neerzagen: Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden; de één was een farizeeër, de ander een tollenaar. De farizeeër stond daar, en bad bij zichzelf: O God, ik dank U, dat ik niet ben zoals de overige mensen: dieven, onrechtvaardigen, echtbrekers, of zoals die tollenaar ginds; ik vast tweemaal in de week, ik geef tienden van alles, wat ik in bezit krijg. Maar de tollenaar bleef op een afstand staan en durfde zelfs zijn ogen niet ten hemel opheffen; doch hij klopte op zijn borst en zei: O God, wees mij, zondaar, genadig! Ik verzeker u: deze laatste ging gerechtvaardigd naar huis, in tegenstelling met de ander; want al wie zich verheft, zal vernederd, maar wie zich vernedert, zal verheven worden.

Preek
In het epistel van deze zondag geeft de heilige Paulus ons een beeld van de rijkdom van de genadegaven die de Heilige Geest over de Kerk van zijn tijd uitstortte. De bedoeling van Paulus was om daarmee aan te sporen tot eenheid, ondanks de verscheidenheid van genadegaven, want de Geest is één en wordt gegeven door de Kerk.

Beminde gelovigen, de Heilige Geest werkt heden in de Kerk evenzeer als in de dagen van de apostel, al is het waar dat de uiting van Zijn kracht onder ons vaak niet meer de bepaalde vormen toont waardoor de charisma’s destijds werden gekenmerkt. Hierop mogen wij het woord van Paulus toepassen: “Er is verscheidenheid van genadegaven, maar er is slechts één Geest” (1 Kor. 12, 4). De arm van de Heer is niet verkort. Jezus Christus blijft Dezelfde gisteren, vandaag en in eeuwigheid. De Geest van Christus bezielt het Lichaam van Christus, de Kerk, nu niet minder dan ten tijde van de apostel Paulus.

Aan elke christen worden bij het doopsel en bij het vormsel de genaden en de gaven van de Heilige Geest geschonken, die hem in staat stellen een waarlijk christelijk – dat betekent aan Christus gelijkvormig – leven te leiden. In de mens Jezus Christus is, als in de bron, de volheid van de Geest aanwezig, zoals de profeet Jesaja reeds had voorspeld: “De Geest des Heren zal op Hem rusten, de Geest van wijsheid en verstand, de Geest van raad en sterkte, de Geest van kennis en godsvrucht, en de Geest van de vreze des Heren zal Hem vervullen” (Js. 11, 2).

Beminde gelovigen, daar Christus het hoofd is van Zijn Lichaam, de Kerk, deelt Hij de overvloed van de Geest mede aan Zijn bruid, en in haar aan allen die door geloof en doopsel met Hem verenigd werden. Hij is het, Die ons het besef van het kindschap Gods verleent, Die ons doet bidden met dezelfde onuitsprekelijke verzuchtingen die vanuit het Hart van Christus opstijgen tot de Vader. Het is de goddelijke Wil dat dit alles gebeurt door de katholieke Kerk. Christus is het, Die het vuur van de liefde in ons ontsteekt en ons door die liefde toegankelijk maakt voor het geloof in God en de goddelijke dingen. Want de bovennatuurlijke liefde, die alleen mogelijk is door Christus, schept in ons een verwantschap met God, een gelijkgezinde aard die ons ontvankelijk maakt voor alles wat van God komt. Hij is het, Die de pijn en de dood van de martelaren verzacht, en Die de maagden bewaart in een zuiverheid die niet van deze wereld is, maar die door Christus mogelijk is in deze wereld.

De Heilige Geest wil dus door de werking van Zijn gaven de menselijke maat van onze daden opheffen en vervangen door de volkomenheid van Christus’ wasdom. Er blijft in de christen, ook in de meest serieuze, een taai en diepgeworteld restant van menselijke beperktheid en zelfzucht aanwezig, die het gevolg is van de gevallen menselijke natuur. De mens die in staat van genade leeft wordt hiervan pas volledig bevrijd door de dood en de hemelse verheerlijking. Maar de Heilige Geest streeft ernaar ons het leven van Jezus reeds nu mee te delen in alle volheid die met onze aardse ballingschap verenigbaar is en waarvan de heiligen ons het lichtende en bemoedigende voorbeeld hebben nagelaten. Vergeten wij niet dat hun heiligheid ook voor ons mogelijk is, maar alleen als wij verblijven in de heiligmakende genade en als wij toelaten dat al onze handelingen doordrongen worden van Christus. Amen.