13 juni 2010

Preek voor de derde zondag na Pinksteren

Niemand ontsnapt aan de wet van het Kruis, want lijden maakt deel uit van het leven van ieder mens. Van iedereen wordt dus gevraagd dat hij zijn deel zal dragen in heel het menselijke leed dat de wereld vervult. Als wij opzien naar Christus en gelovig het lijden aannemen uit Gods hand, dan wordt het Kruis dragelijk en zeer vruchtbaar. Op zijn beurt draagt het dan ons, het verheft ons, en het brengt ons zelfs werkelijk nader tot God. Wij zien het lijden echter zelden als een lichte last, want zelfs kleinigheden kunnen bij ogenblikken voor onze lichtgeraaktheid bijna ondraaglijk lijken. Dit is, beminde gelovigen, een uitvloeisel van een diepgaand gebrek aan zelfbeheersing, dat wij zouden moeten overwinnen om de verdiensten van Christus’ lijden door ons eigen lijden te kunnen benutten. Zo dikwijls treffen ons allerlei kruisjes, dat het nodig is om herhaaldelijk naar deze waarheid terug te keren.

In het epistel van vandaag spoort Sint Petrus ons aan tot geduld en tot vertrouwen. “Vernedert u dus onder Gods machtige Hand”, zegt hij, “opdat Hij u te Zijner tijd moge verheffen.” Verheven zullen wij worden in Jezus Christus, dus werpen wij al onze bekommernis op Hem, want Hij draagt zorg voor ons. Zien wij toch naar Christus en dragen wij aan Hem alles op, en zijn wij geduldig bij het dragen van ons eigen kruis.

Beminde gelovigen, het lijden is, net zoals een bekoring, een gelegenheid tot overwinning of tot nederlaag. Een reden te meer om in gebed en in de eenzaamheid met God de kracht te zoeken tot aanvaarding van hetgeen waaraan wij toch niet kunnen ontsnappen: het lijden in ons aardse bestaan. Niet het lijden kunnen wij weghalen, maar de manier waarmee wij daarmee omgaan. Wij kunnen het lijden vruchtbaar maken doordat wij daarin een gemeenschap met Jezus zoeken, doordat wij het lijden dragen in liefde, uit dankbaarheid voor onze verlossing. Wij kunnen deze vruchtbare realiteit ook afwijzen en bitterheid over ons aardse bestaan opwekken. Deze laatste keuze geeft geen toegang tot Gods levengevende gemeenschap, het eeuwig leven, maar verlokt de mens tot compensatie van het lijden door allerlei plezierzucht, en maakt hem blind voor het hogere doel van het menselijk leven. Dat doel is om reeds tijdens het aardse leven de gemeenschap met God te zoeken en om dit huidige leven te heiligen met de genade die God geeft door het leven in de Kerk, het Lichaam van Christus. Dit lichaam opent voor ons een oneindige geestelijke rijkdom en werkelijkheid.

Want verenigd in het mystieke lichaam brengen wij een gezamenlijk offer, dat allen ten goede komt. Ons lijden, geheiligd door de verheven vriendschap met Christus, helpt om hen te heiligen, die nog niet geloven, en om hen die in het lijden geen zin zien tot Christus en tot God te voeren. Op deze wijze wordt al het lijden dat ons ongevraagd overkomt een uitmuntend apostolaat. Dit is de wonderbare uitwerking van onze eenheid met Christus Die Zelf voor alle tijden en voor alle mensen heeft geleden. Hij vraagt van ons dat wij ons lijden met geduld en met liefde dragen, want de vrucht van het lijden is de verlossing. Amen.