27 juni 2010

Preek voor de vijfde zondag na Pinksteren

Als uw gerechtigheid niet groter is dan die van schriftgeleerden en farizeeën, zult gij het rijk der hemelen niet binnengaan!

De woorden van Jezus in het Evangelie van deze vijfde zondag na Pinksteren klinken hard, onverwachts hard. Onze Heer stelt hoge eisen waaraan wij moeten voldoen als wij de hemel willen binnengaan. De geboden van het Oude Testament worden niet alleen behouden, maar zelfs verscherpt. Niet alleen hij die iemand vermoordt is strafbaar met het vuur van de hel, maar zelfs hij die toornig wordt en zijn medemens dwaas noemt.

Het ideaal van de farizeeën was de gerechtigheid: altijd en in alle omstandigheden de wet te vervullen. Alle voorschriften waren precies en duidelijk. Er was geen plaats voor een vrije interpretatie. Waarom was hun gerechtigheid dan niet genoeg om het rijk der hemelen binnen te gaan? Waarom verlangt Jezus meer van allen die Hem volgen? Er was in de gerechtigheid van de farizeeën geen plaats voor liefde. De liefde maakt het verschil tussen de gerechtigheid van de farizeeën en die van de leerlingen van Christus.

De fout van het eeuwige farizeïsme bestaat juist hierin dat het nauwkeurig wil omschrijven wat elke mens in elke denkbare situatie ‘moet doen’. Maar vaak blijft het oppervlakkig. Zo’n instelling doodt de geest en de vrijheid van de liefde. Zij schept de mentaliteit die altijd vraagt: ben ik verplicht dit of dat te doen? En hoe zwaar weegt deze verplichting? Met andere woorden: hoe ver kan ik nog gaan in mijn zelfzucht en toch niet de wet overtreden? Deze mentaliteit plaatst niet de liefde in het middelpunt van het leven, van alles wat de mensen doen, maar – integendeel – zij wil een grens stellen aan deze liefde, die naar Jezus’ gebod en uit haar aard geen beperking verdraagt. Het is waar dat zij de volmaaktheid in het vervullen van de wet zoekt, alleen niet op grond van God. De farizeeën wilden gezien en geprezen worden; zij wilden als voorbeeld voor anderen worden beschouwd. Zo is het soms ook onder christenen, die misschien in de kerk zitten, misschien zelfs actief zijn, maar wat zij doen komt niet voort uit liefde tot God en Zijn Kerk, maar uit egoïsme en zelfzucht. Zo is het als er geen overeenstemming bestaat tussen hun leven en de leer van de Kerk. Deze mentaliteit leidt uiteindelijk tot geestelijke hoogmoed en verblindt de geest van de mens, die niet meer in staat is om zijn eigen zwakheid te herkennen en niet meer kan zien hoezeer ook hij Gods genade nodig heeft. Daarom is deze gerechtigheid niet genoeg om in de hemel te komen, door haar gebrek aan liefde.

Jezus verlangt iets anders en tegelijk iets nieuws omdat Zijn woorden een nieuwe geest hebben, de geest van liefde. En dat is de wet gebracht tot in het hart, want de eigenlijke wet, de ziel van de wet is precies liefde. Maar de liefde die Jezus van ons verlangt is ook nieuw, omdat zij zich uitstrekt tot alle mensen, zelfs tot de vijanden. Moord wordt door allen als misdaad beschouwd, maar de Heer eist van ons dat wij zelfs de eerste bewegingen van de toorn trachten te bedwingen. En dat lijkt soms heel moeilijk. De liefde die Jezus van ons verlangt moet niet alleen onze uiterlijke daden beheersen, maar ook ons innerlijk leven doordringen. Zij is dus het motief dat ons beweegt en totaal vervult.

Beminde gelovigen! Wij moeten ons afvragen of deze liefde in onze harten aanwezig is, vooral nu, als wij hier aan dit heilig Misoffer deelnemen. Om onze gaven te kunnen offeren en om de heilige communie vruchtbaar te ontvangen mag er geen spoor van toorn in ons hart zijn. Wij mogen ook niet vergeten, dat deze volle eenheid veronderstelt de eenheid in het geloof. De eisen die de Kerk aan de gelovigen stelt en de bemoediging die zij de gelovigen schenkt om deze na te streven zijn juist een teken van de ware liefde, liefde voor de waarheid en voor alles dat Jezus ons Zelf heeft geopenbaard. Amen.